Artikelen

Artikelen

1.  Dierenriem en Metafysica
      George Bode

2.  Structurele Astrologie
En Francais
ASTROLOGIE DES AXES COSMIQUES I: Le grand axe lunaire
George Bode

3.  Intervieuw met George Bode voor het Duitse Astrologieblad “Meridian” februari 1998 door Liduina Schmed-Kik

4.  Zwarte Maan en Zwarte Zon
Het Ziels- en het Ik-proces
Menno Noordervliet

5.  Het Laatste Avondmaal. Leonarda Davinci
De twaalf archetypen van de zodiak
Menno Noordervliet

6.  Mozart
Een wonderhoroscoop van een wonderkind.
Menno Noordervliet

7.   DECANATEN 1. De bruiloft van tekens en planeten
George Bode

 

Dierenriem en Metafysica

George Bode

Leven, geest en bewustzijn zijn drie sleutelbegrippen voor het bestaan van de mens. Maar de omvang van hun betekenis en hun niveau van abstractie verhinderen ons er de vinger op te kunnen leggen. Wetenschappers en universitaire filosofen weten er geen weg mee. Reden om iedereen die er ook maar flauwtjes naar verwijst af te doen als ‘amateur‘. Het zodiakale proces door de twaalf tekens werpt er echter een helder licht op.

Als het om procesgang gaat, is het getal drie overal en altijd in het spel. Hetzij in de indeling in drie niveaus, hetzij als som van twee niveaus (stasen) met daartussen de ‘sprong’ (ex-stase) van het ene naar het volgende niveau. In de opbouw van de dierenriem komt de ‘drie’ onder meer naar voren in de splitsing van de tekens in drie opeenvolgende viertallen. Hoewel deze splitsing na de astrologie van Th.J.J.Ram nauwelijks nog vermeld wordt, is zij minstens zo belangrijk als die in drie niet opeenvolgende viertallen, de kruisen. De zoveelste aanwijzing dat de astrologie door de eeuwen heen zo sterk met het principe van de gelijktijdigheid (synchroniciteit) is vereenzelvigd dat het eraan complementaire principe van de volgtijdigheid vrijwel totaal is versluierd, en daarmee de in dit laatste principe verborgen dynamiek.
Elk van de opeenvolgende viertallen omvat net als elk van de kruisen allevier de elementen en is in die zin in evenwicht. In tegenstelling tot de kruisen, die homogeen van aard zijn (cardinaal, vast of beweeglijk), zijn de opeenvolgende viertallen dat niet: zij zijn uit evenwicht en daarin schuilt hun dynamiek. Het eerste viertal wordt gekenmerkt door een overwicht van de cardinale tekens (Ram+Kreeft tegenover Stier en Tweelingen), het tweede door een overwicht van de vaste tekens (Leeuw+Schorpioen tegenover Maagd en Weegschaal), het derde door een overwicht van de beweeglijke tekens (Boogschutter+Vissen tegenover Steenbok en Waterman). Uiteraard markeert juist de dubbel aanwezige soort tekens begin en einde van de opeenvolgende viertallen. In vragende vorm samengevat: herbergt het eerste viertal een teveel aan initiatief (cardinaal)? Het tweede een teveel aan kanalisering (vast)? Het derde een overmaat aan (ver)spreiding (beweeglijk), op het gevaar af van desintegratie? Net zoals het tweede het risico op fixatie in zich draagt en het eerste dat op blindheid.

De werking van de drie opeenvolgende viertallen kan direct worden gekoppeld aan het wordingsproces op aarde. Binnen het eerste viertal vindt de ontmoeting (Tweelingen) tussen geest (Ram) en stof (Stier) plaats, die resulteert in leven (Kreeft). De overheersende spanning binnen dit viertal is die tussen geest, onsterfelijk, en stof, sterfelijk – een spanning die in Tweelingen zijn climax bereikt. De Grieken hebben dit neergelegd in de mythe van Castor en Pollux, de goddelijke tweeling. De eerste is sterfelijk, de tweede onsterfelijk doch ontroostbaar nadat zijn broer is gedood. Zeus lost deze ‘ruwe confrontatie’ tussen geest en stof op door ook Pollux de sterfelijkheid te gunnen.
Op het niveau van de mens is met deze spanning weinig of niets aan te vangen. De gevleugelde vraag in (semi-)wetenschappelijke kringen “mind over matter” of “matter over mind” biedt geen enkel perspectief op een antwoord. De mens kan zich hoogstens zijn leven lang erin vermeien, meer wezenlijke vragen daardoor van zich afschudden en zich toch uiterst gewichtig voelen in allerlei gezelschap. Stof tegenover geest behelst een wordingsstadium waar de mens niet bij aanwezig was; het betreft een stof waar hij geen weet van heeft en een geest die hem al evenzeer onbekend blijft. De tegenstelling stof/geest is een dualisme dat niet omzetbaar is in een dualiteit, laat staan in een dialectiek. Dualismen zijn altijd vaag, ongrijpbaar en onbegrijpelijk want niet te polariseren tot dualiteit. Het enige dat menselijkerwijs duidelijk kan worden is dat de ontmoeting tussen geest en stof resulteert in een tweetal producten. Een product waarin de geest zich schikt naar de stof en dat te bederven is en dus sterfelijk, en een ander product waarin de stof zich ten dienste stelt van de geest en dat niet te corrumperen is en daarmee onsterfelijk.
Vergeleken met de onpeilbaarheid van de ontmoeting tussen geest en stof is de tegenstelling binnen het tweede viertal voor de mens wel grijpbaar, want het gaat daarbij niet om een dualisme maar om een dualiteit, namelijk die tussen geest en leven. Om het leven te ontmoeten wordt de geest, principe van de oorsponkelijke eenheid, gedwongen zich te buiten te gaan in een dualiteit. Of, zoals Carteret het bondig formuleert: “La dualité est le passage de l’esprit au surnombre” (De dualiteit is de overtocht van de geest naar de overvolheid). Het tweede viertal behelst dan ook een volgend wordingsstadium. De geest tracht het mede door hem geschapen leven te bereiken en opnieuw ontstaan er twee producten. Een product waarin de geest zich ten dienste stelt van het leven en voor dit leven een voertuig schept, het lichaam, en een ander product – dat echter niet tegelijkertijd doch slechts mettertijd ontstaat – waarin het leven ten dienste staat van de geest, het denken. ‘Mettertijd’, want met het teken Leeuw begint de existentiële helft van de zodiak en maakt de tijd zijn entree.*1
Een volgende fase en dus andere vragen. Moet de geest zich ten dienste van het leven (blijven) stellen, zich eindeloos vertakken in de ‘levensgeesten’ die wijken bij de dood? Of moet het mede door de geest geschapen leven (deels) worden geherinvesteerd in de geest teneinde een ‘geestelijk leven’ op te bouwen? Concreter verwoord: moet ik mij alleen maar bezighouden met wat er (al) is of juist met datgene wat er (nog) niet is?

Tijdens de complete maar nog vrij diffuse en soms dwangmatige expressie van het teken Leeuw rusten deze vragen nog onder het tapijt. Pas in Maagd, dat de overvolheid van het leven vertegenwoordigt, rijzen zij op hoewel de nadruk blijft liggen op het bestieren en regelen van wat er al is. Er ontstaat een vage tendens naar een geestelijk leven maar de inhoud ervan is eerder encyclopedisch dan visionnair.
Ook binnen het tweede viertal bereikt de spanning zijn hoogtepunt in een luchtteken, Weegschaal. Opmerkelijk in dit verband is dat de mens Jezus onder dit teken werd geboren, namelijk rond het joodse oudjaar, dat eind September valt, alsook de mythe van zijn maagdelijke geboorte die gelieerd is aan het voorgaande teken, Maagd. De spanning tussen geest en leven bereikt zijn summum in het teken dat de ontmoeting met de ander of het andere representeert. Pas daar komt ons enigszins voor de geest te staan dat er naast onze eigen altijd kleine wereld nog andere werelden zijn, vooralsnog echter grotendeels aan ons oog onttrokken. In het teken Weegschaal wordt een derde oog ontwikkeld, een oog voor het niet direct zichtbare.
Schorpioen sluit dit kwartet af en correspondeert evenals Kreeft met het ontstaan van iets: het bewustzijn. Het bewustzijn wordt de mens dus niet meegegeven; hij begint het zelf te scheppen na zijn eerste, altijd pijnlijke, bewustwordingen. In die zin is het bewustzijn epigenetisch, d..w.z. pas als het leven tot een bepaalde groei gekomen is, begint het te ontstaan. Net als Kreeft is Schorpioen een ‘zwangerschapsteken’, met alle barensweeën van dien. Dit verklaart waarom het zo vaak als moeilijkste teken van de dierenriem wordt omschreven en veelal ook als het meest geheimzinnige.*2 Toch, en dat is pas werkelijk geheimzinnig, ontstaat de kiem van het bewustzijn, zo men wil de conceptie ervan, door de samenkomst van geest (het andere) en leven in Weegschaal. Vandaar dat dit teken het meest dynamische van de twaalf is.
Het tweede viertal tekens, met overwicht van de kwaliteit ‘vast’, herbergt de meest fundamentele tegenstelling waarmee de mens op aarde te maken krijgt, die tussen geest en leven. Het ‘vaste’ karakter van dit viertal impliceert zowel het fundamentele van deze tegenstelling als de mogelijkheid er greep (houvast) op te krijgen. Een en ander ligt ook al besloten in de splitsing existentiële (Leeuw naar Steenbok) en niet-existentiële (Waterman naar Kreeft): het tweede viertal ligt geheel in de existentiële helft waarin het greep krijgen op de objectieve wereld centraal staat – het is de helft waarbinnen norm, maat en (klokke)tijd overwegen op de oorspronkelijke levenskrachten. Het eerste viertal ligt daarentegen geheel in de niet-existentiële helft,
De beperkingen van het existentiële, zoals dat een dag slechts vierëntwintig uur telt, vormen niet alleen een kader dat houvast verleent maar genereren ook de zeker nooit als prettig ervaren verhoogde spanningsgraad tussen het streven naar innerlijke onafhankelijkheid en de noodzaak van de strijd om het bestaan. Juist deze verhoogde spanning is echter noodzakelijk om tot de vorming van de voor (het) bewustzijn onmisbare intensiteit te komen. Existentie en bewustzijn hebben een zelfde soort onderlinge band als leven en natuur: zonder de natuur geen leven, zonder de existentie geen bewustzijn.
Zoals na het ontstaan van het leven (Kreeft) de eerste expressie ervan in Leeuw valt, zo valt na het ontstaan van het bewustzijn (Schorpioen) de eerste manifestatie daarvan in Boogschutter, het beweeglijke of dubbele teken van het vuurtrigon. Het ‘dubbele’ geeft aan dat er twee wegen verschijnen. De onontkoombaarheid daarvan wordt nog versterkt doordat het derde viertal zich deels in de existentiële en deels in de niet-existentiële helft van de zodiak bevindt en door het overwicht van het beweeglijke binnen dit viertal. Existentieel en niet-existentieel zijn binnen dit viertal in evenwicht; de enige onevenwichtigheid bestaat daarin dat het existentiële stuk (Boogschutter-Steenbok) voorafgaat aan het niet existentiële (Waterman-Vissen).
Maar om welke tegenstelling gaat het op beide mogelijke wegen? Zoals de geest, medeschepper van het leven, in het tweede viertal dit leven tegenover zich vindt, zo staat het leven, medeschepper van het bewustzijn, nu tegenover dit bewustzijn. De tegenstelling tussen leven en bewustzijn in het laatste viertal genereert een spanning die op een weer totaal ander vlak ligt dan beide voorgaande. De nog existentiële aard van het eerste stuk weerspiegelt dat de tegenstelling tussen geest en leven nog niet volledig is opgelost. Het immens geïntensiveerde proces binnen het tweede viertal laat in alle gevallen een soort droesem achter of, beter, sintels die slechts onder nog hogere verhitting verbranden. Daartoe is de hitte van het ‘heilige vuur’ nodig, het innerlijke vuur waarvoor het teken Boogschutter binnen het vuurtrigon symbool staat. Tegelijkertijd moet echter voorkomen worden dat deze hitte niet ook bepaalde animale krachten opnieuw te veel aanwakkert. Daarom wordt de boogschutter in de astrologie afgebeeld als half mens, half paard.
Een en ander laat zich het beste samenvatten in een uitspraak van Carteret. “L’esprit est pur, il ne touche à rien. La vie est simple, elle touche à tout. Donc l’esprit est blanc et la vie est noire. La vie qui est simple a un devenir: elle doit devenir pure – comme la goutte du rosée. Et l’esprit qui est pur, doit devenir simple”. [De geest is zuiver, hij staat overal buiten. Het leven is de eenvoud zelf, het raakt aan alles. De geest is dus wit en het leven is zwart. Het leven dat eenvoudig is, heeft een toekomst: het moet zuiver worden – als de dauwdruppel. En de geest die zuiver is, moet eenvoudig worden]. Als het leven niet zuiver wordt, wordt het op den duur corrupt en als de geest zich afsluit voor de eenvoud, wordt hij op den duur gecompliceerd.*3 Het leven raakt dan meer en meer in de greep van het maffia-beginsel en de geest gaat ten onder in de ivoren torens van de specialisten. De op familiestructuren gebouwde maffia is astrologisch beschouwd niets anders dan een terugval naar het teken Kreeft. En hoewel de ivoren toren in eerste instantie doet denken aan het daar tegenover liggende teken, Steenbok, is ook hij gelieerd aan Kreeft. Ivoren torens worden betrokken uit angst om als individu naar buiten te treden, om uit de schulp (Kreeft) van familiale of andere sociale conditioneringen te kruipen. De keuze bij de overstap naar het derde viertal is duidelijk: doorstoten naar de Steenbokfase of rechtsomkeert maken, terug naar de Kreeft-fase. Dat zijn de twee mogelijke wegen!

Dit is ook zichtbaar in het leven van alledag. Nogmaals Carteret: “A la différence de l’existence, la vie n’obéit pas àdes conditions utilitaires, mais à des nécessités profondes. On peut comprendre ainsi comment, en vertu d’une peur qui n’est jamais nommée, tant d’hommes se contentent d’exister sans vivre……..et sans le savoir! Leur moi n’habite que la mesure qui va, par des habitudes et des préjugés, limiter et conditionner la démesure de la vie et l’univers de l’être. Ainsi l’individu, simple particulier, s’en tiendra aux généralités de l’exitence”. [In tegenstelling tot het bestaan gehoorzaamt het leven niet aan voorwaarden die uitsluitend met nut te maken hebben maar aan diepgaande noodzakelijkheden. Zo is het te begrijpen dat, door een nooit benoemde angst, zo veel mensen zich tevreden stellen met een bestaan waaruit is buitengesloten……. en dit zonder het te beseffen! Hun ik bewoont slechts het veld binnen de maat van de normen wat op den duur, door overheersende gewoontes en vooroordelen, de overvloedigheid van het leven en het universum van het zijn beperkt en conditioneert. Als gevolg zal het individu, slechts een afgesnoerd deeltje, zich houden aan de algemeenheden van het bestaan].
Daarmee is niet gezegd dat het bestaan op zich iets negatiefs is. Integendeel zelfs, zou het leven niet op de voorwaarden van het bestaan stuiten, elke vorm van bewustwording zou uitgesloten zijn. Het cruciale punt is dat de bestaan bereid is het leven toe te laten, zodat ‘de mens die bestaat’ kan worden omspoeld door ‘de mens die is’, inderdaad op het risico af bij perioden door de laatste overspoeld te raken. Pas dan is er een juiste balans tussen leven en bestaan of, onpersoonlijker gesteld, tussen natuur en cultuur, en kan de mens zijn bewustwordingen, verheffen tot ‘tweede natuur’. En door de daaraan inherente spontaniteit alle verleiding tot manipuleren, de vierde fout van het bewustzijn, uitsluiten.*4 Astrologisch beschouwd is dat de Vissenfase, die in de alchemie correspondeert met de ‘bruiloft met de wereld’. Daarover straks meer; eerst nog even terug naar de Boogschutterfase.

De Boogschutter-fase kan direct worden gelieerd aan actie om het leven zo zuiver te maken als de geest van nature is. Het wordt niet voor niets geassocieerd met ‘fair play’ en het ‘gentlemen’s agreement’ en het is ook het teken van de geestdrift zonder bijbedoelingen. Er wordt expansie gezocht en grenzen hebben slechts de functie van maatstaf of ijkpunt, met andere woorden, ze zijn er om overschreden te worden. Want waar moet anders die pijl naar toe? Zeker, de pijl is gericht op het universele – maar bereikt hij het ook? Als de spanning in de boog te laag is beslist niet – de spanning opgebouwd in het ondergaan van de tegenstelling tussen leven en geest op het traject door het voorgaande viertal tekens. En helaas is die spanning altijd te laag want de sintels, resterend uit dit traject, zijn nog niet verbrand op het moment van het schot. Vandaar dat Boogschutter als dubbel teken de combinatie van uiterst wit en uiterst zwart vertoont. De zwarte kant uit zich in intolerantie en fanatisme, verraad en bloed vergieten, indoctrinatie en manipulatie, het aanhangen van dogma’s en het instellen van een inquisitie.
De Steenbok-fase hangt duidelijk samen met het streven de geest de eenvoud te geven die het leven van nature heeft. Het is dan ook het teken van de dorst naar absoluut fundamentele kennis – die is immers altijd eenvoudig – en van het verhelderen van de universele grondstructuur in alles. Maar wat is de betekenis van die vissenstaart? – daarmee beklim je de berg toch niet. De vissenstaart suggereert dat het bereiken van de top niet als einddoel mag gelden doch slechts als plek bij uitstek om de oceaan in het oog te krijgen. Precies dat markeert de grote valstrik in dit teken. De top bereiken en deze aanwenden om de omringende wereld te overheersen. En dat kan want vanaf die plek is er het grootste overzicht en wordt kennis, zelfs in de prille vorm van informatie, omzetbaar in macht, en die macht wordt uitgeoefend via een gecompliceerde en daardoor ondoorzichtige veelheid van wetten en regels, een universum à la Kafka, waarin hardheid een legitiem karakter kan krijgen.
Opnieuw uiterst wit tegenover uiterst zwart. In het Boogschutter/Steenbok-traject is de existentiële spanning dan ook het hoogst en de kans op insnoering van het gewone leven het grootst.*5 In de beeldentaal van de dierenriem wordt dit treffend aangegeven: Boogschutter (half mens/half paard) en Steenbok (half bok/half vis), zijn creaturen die niet op aarde voorkomen. In deze twee fasen manifesteert het bewustzijn zich vooral als een lastige metgezel van het leven. Of het loopt achter op het leven, zodat de mens wordt geconfronteerd met onoplosbare en almaar complexer wordende situaties, of het loopt erop vooruit, waardoor wat de mens overkomt hem al enigszins bekend is voordat het plaatsvindt. Dan kan het schorten aan beleving, met als gevolg een gaan overhellen naar het idee van de maakbaarheid van alles waardoor het gevoel voor de eigen bestemming vervaagt. Neen in Steenbok is er nog geen vanzelfsprekend samengaan van leven en bewustzijn! De drie belangrijkste componenten van het bewustzijn – onderscheidingsvermogen, reflectie (afstand) en transformatie – kunnen optreden in de vorm van kritiek, onbetrokkenheid en destructie. Een duidelijk signaal dat het bewustzijn, hoe ook getooid, een kind is van de existentie!
Niet verwonderlijk dus dat de eerste vruchten van het bewustzijn altijd negatief zijn, soms zuur voor onszelf en meestal hard voor de anderen. Boogschutter: als men zich bewust wordt van het feit dat de mensheid bedrogen wil worden, is er direct de verleiding haar ook te gaan bedriegen; gehoor gevend aan die verleiding verleidt men tegelijkertijd zichzelf tot het legitimeren ervan. Steenbok: de machtskikker is zich bewust van het feit dat ieder mens angst in zich draagt, want hij heeft de angst, zij het kunstmatig want niet omgezet in vrees, onder controle. Kortom, het leven voltrekt zich simpelweg in de wereld maar het bewustzijn weet hoe de wereld in elkaar zit, wat onvoorstelbare mogelijkheden schept haar te manipuleren, uit te buiten en te misbruiken: alle onschuld en openheid is vervlogen. Niet verwonderlijk dat God Adam en Eva verbood van de boom der Kennis – eigenlijk de Boom van het Bewustzijn – te eten. En volstrekt logisch dat hun ongehoorzaamheid wordt bestraft met uitdrijving uit het paradijs (van het leven) om te voorkomen dat er ook nog kon worden gesnoept van de Boom des Levens waarmee zij op verwende wijze aan hem gelijk zouden zijn geworden, d.w.z. zonder de verovering van bewustzijn.

Aan het einde van Steenbok, het laatste teken van het existentiële zestal en daardoor het teken van het paroxisme, is de nog resterende spanning tussen geest en leven geheel opgenomen in die tussen leven en bewustzijn. Dit los van de balans die erin is bereikt, en ook is er een bepaalde uitbalancering tussen leven en bewustzijn. Dit wordt geïllustreerd door de 29ste graad van dit teken, waarin de Marszijde verbonden met het teken Ram, de daadkracht, in verhoging staat. Dit geeft tevens aan dat hoe de situatie dan ook ligt, er een knoop wordt doorgehakt. Bovendien wordt het laatste decanaat van Steenbok beheerst door de Zon, die volgens Heraclitus “nimmer zijn grenzen overschrijdt” en staat Neptunus in dit teken in zijn ‘vreugde’, de derde bijzondere positie naast domicilie en exaltatie. Vandaar de Vissenstaart! Op de staart van Steenbok zijn er twee mogelijkheden: ofwel elke tegenstelling, hoe scherp ook, afvlakken(+), ofwel hem laten vervlakken(-). Het is een poort naar een integraal leven waarin alles is opgenomen, inclusief het onderweg gecreëerde bewustzijn. In het eerste geval ontstaat een min of meer krachtige harmonie in vergelijking met de broze die het beginstadium van het leven kenmerkt, in het tweede een min of meer krachteloze symbiose. Deze symbiose drukt zich uit in het groepsgebeuren met alle valkuilen van dien. In de individuele levens wordt gas teruggenomen teneinde zich te kunnen bundelen in een groep of team, terwijl het leven juist een universeel en het bewustzijn een individueel karakter heeft. Een lastige spagaat op de weg naar de voltooiing (Vissen).
Verenigingen voorzien hun leden van een ‘pet’ met een bepaalde kleur, op meer individuele grondslag gevestigde groepen (circuits, netwerken) doen dat, zij het minder opvallend al evenzeer, en zelfs in de ongekaderde vormen van het sociale leven blijft het oppassen de eigen identiteit – een bewustzijnsgegeven en geen onderdeel van het leven – niet te verliezen. Hoe kan het dat juist deze valkuil zo alom aanwezig is? Er is beslist meer dan één oorzaak maar de belangrijkste is ongetwijfeld dat de Maan en Priapus over Waterman heersen, waardoor dit teken en het teken Kreeft een gemeenschappelijke noemer hebben. De Watermanfase is de enige van de twaalf waarin een tekort aan ‘nestwarmte’ (Kreeft) kan worden aangevuld. Opnieuw komt de cruciale rol van het vierde teken naar voren. Zelfs vanuit de elfde etappe van de zodiakale mars is terugval nog mogelijk. Hoewel, terugval? – het is eerder een vooruitvallen, naar het teken Kreeft toe. Vanuit Waterman, het eerste teken van de niet-existentiële helft, is er geen weg terug: de deur naar Steenbok is in het slot gevallen en de sleutels liggen erachter. Alleen vooruitvallen, de vlucht naar voren blijft over maar dan worden de tekens Vissen tot en met Tweelingen, juist de tekens met de grootste kosmische lading, overgeslagen.
Zeker, in Waterman ontwikkelt zich door het af- of vervlakken wel een bepaalde geestkracht, een soort geestelijk product, als sociaal bindmiddel zeker niet eenduidig negatief, maar het is grotendeels een ‘esprit de corps’, een groepsgeest, zoals Kreeft in hoge mate staat voor de ‘clan-geest’. Natuurlijk is er in dit opzicht een gradueel verschil tussen antroposofen, christelijke tuinders en hooligans, maar geen principieel verschil. In alle gevallen is er te weinig instinct in bewustzijn omgezet! Daardoor blijven het bewustzijn en de daarmee verbonden identeit zwak, te zwak om de druk van het sociale en de collectieve dwang van modes en trends te weerstaan. In Waterman worden de puur maatschappelijke conditioneringen over het algemeen wel afgedankt, maar of dat in dit teken van de ‘trendsetter’ ook met de conditioneringen door het tijdsbeeld het geval is, is twijfelachtig. Desondanks ligt de kiem voor de geboorte van de ‘vrije geest’ in dit teken. Evenals de spanningen tussen stof en geest (Tweelingen) en tussen geest en leven (Weegschaal) hun hoogtepunten bereikten in luchttekens, is dat ook zo met die tussen leven en bewustzijn (Waterman). Die spanning bereikt – bij elk mens op diens eigen niveau – zijn summum, zijn meest zuivere vorm, omdat die tussen geest en leven daar geen rol meer speelt zoals in Boogschutter en Steenbok. En evenals beide voorgaande watertekens, Kreeft en Schorpioen, een geboorte aangaven, resp. van het leven en van het bewustzijn, zo geeft ook het derde, Vissen, een geboorte aan. De geboorte van de universele geest in het individu, waarna de cyclus opnieuw kan beginnen. Een volgende ontmoeting tussen stof en geest, die door de ontwikkelingen in het twaalfvoudige proces geen van beide dezelfde zijn gebleven. Geen herhaling dus, alleen vernieuwing, want de ziel, waarin dit proces zich ontrolde, heeft alle vruchten ervan in zich opgenomen. Dit is de reden waarom de ram op alle authentieke afbeeldingen van zijn teken al achterom kijkend vooruitspringt.

Men kan de drie tegenstellingen gemakkelijk onder één noemer brengen door middel van de bergippen intensiteit (verticaal) en uitbreidheid (horizontaal). De geest is één en ondeelbaar, invariabel, de stof is deelbaar; de geest is een intensiteit, de stof is een uitgebreidheid. In de tweede tegenstelling vindt de geest die intensiteit is, een nieuwe uitgebreidheid tegenover zich, het leven. En in de derde tegenstelling vindt het leven dat uitgebreidheid is, een nieuwe intensiteit tegenover zich, het bewustzijn. Zo is onmiddellijk duidelijk dat het leven centraal staat in het hele wordingsproces. Het is ingeklemd tussen een tegenstelling met iets dat aan zijn verschijnen voorafgaat (geest) en een tegenstelling met iets dat juist door zijn verschijnen wordt geboren (bewustzijn). In de tegenstelling leven/bewustzijn zijn de niveaus van dualisme en dualiteit op voorhand gepasseerd, van meet af aan gaat het om een dialectiek. Daarmee verschijnt de mogelijkheid tot verzoening, die bij het dualisme en de dualiteit ontbreekt omdat daarin de tegenstelling nog niet tot maximale intensiteit is opgevoerd.
In “Het geheim van de gouden bloem” wordt aan dit proces gerefereerd onder de benaming ‘de kringloop van het licht’.
“Vier woorden kristalliseren de geest in de ruimte van de kracht.
In de zesde maand ziet men plotseling witte sneeuw vliegen.
Bij de derde wacht ziet men de zonneschijf verblindend stralen.
In het water blaast de wind van het zachte.
Aan de hemel omkerend eet men de geestkracht van het ontvangende.
En het nog diepere geheim van het geheim is:
het land dat nergens is, is het ware vaderland.”

NOTEN

  1. Zie Handboek astrologie (Servire), I-7.
  2. Carteret illustreert die geheimzinnigheid aldus: “La conscience contient l’esprit dans ses rapports avec la vie. La conscience est plus que l’esprit. La conscience, c’est la dialectique entre l’esprit et la vie. Donc, finalement la conscience contient à la fois l’esprit et la vie”. [Het bewustzijn omvat de geest in zijn betrekkingen met het leven. Het bewustzijn is meer dan de geest. Het bewustzijn is de diallectiek tussen geest en leven. Dus, uiteindelijk omvat het bewustzijn tegelijkertijd de geest en het leven.]
  3. Dit is dezelfde teneur als bij de twee producten uit de eerste tegenstelling (geest<>stof). Het ene is te corrumperen, het andere, in beginsel, niet. Dat laatste moet echter corrumpeerbaar worden, en daarmee sterfelijk – de eindfase van het eerste viertal. Bij het tweede viertal vinden we in de eindfase juist de noodzaak dat de corrumpeerbaarheid totaal wordt opgeheven. Het leven wordt coorrupt als het niet zuiver is; de geest wordt gecompliceerd, een andere vorm van corruptie, als hij niet eenvoudig wordt.
  4. Zie Tôsen-kyô, Uitg. Vulcanus, hoofdstuk 10, 11, 12 en 33. De vier fouten zijn achtereenvolgens: verwarring, overdrijving, menen het al te weten, en manipulatie.
  5. Een dialectiek biedt altijd een duidelijker handvat dan een dualisme of een dualiteit. De dualiteit geest/leven is binnen het tweede viertal nooit geheel op te lossen, vandaar de ‘droesem’ aan het einde van het tweede viertal. Pas in het derde viertal, waar de tegenstelling (leven/bewustzijn) een dialectische is, laat deze droesem zich oplossen. Maar dat betekent dat het in de tekens Boogschutter en Steenbok om de dubbele spanning gaat. Vandaar dat daar de spanning maximaal is, vandaar dat het (gewone) leven daar zijn grootste insnoering ondergaat.

NAAR BOVEN

 

STRUCTURELE ASTROLOGIE

– I: De grote as van de Maanbaan

George Bode

De tijdgeest manifesteert zich soms als een uiterst grillig beest. Door zijn bizarre grillen weten wij soms niet wat wij van hem moeten denken. En de astrologie dan? – eigenlijk zou zij, vanwege haar prognostische capaciteit, in staat moeten zijn opheldering te brengen, of zelfs een deel van die grillen van tevoren aan te geven. Integendeel, ook zij is soms het slachtoffer – een schitterende paradox, te vergelijken met de moeilijkheid die elke astroloog heeft met het beoordelen van zijn eigen horoscoop. Ik laat deze paradox voor wat zij is: dat is voer voor filosofen. Laten we ons liever bezighouden met de meest bizarre gril uit de geschiedenis van de astrologie.

Daarin is de hoofdrol weggelegd voor Johannes Kepler (1571-1630), astroloog/astronoom en ontdekker van de drie wetten over de planeetbanen, een bijzondere figuur in wie wetenschappelijke genialiteit en mystieke religiositeit samengaan. De wiskundige structuur van de hemelse banen, onderwerp van zijn boeken Astronomica nova (1609) en Harmonice Mundi (1619), is voor hem identiek aan de goddelijke schepping. Zijn wetten maakten duidelijk dat deze banen ellipsen zijn en geen cirkels zoals men tot dan toe dacht. In feite houdt dit een sprong in van de eenheid van de cirkel (één centrum) naar de dualiteit van de ellips (twee brandpunten), een sprong die men ook, enkele decennia later, aantreft in het werk van Descartes: de splitsing tussen de res e xtensa en de res cogitans , tussen wat zichtbaar en meetbaar is en wat dat niet is.
Het blijft een raadsel dat niemand de astrologische consequenties heeft getrokken uit die vervanging van de cirkel door de ellips. Waarschijnlijk was het enthousiasme over de wetenschappelijke dimensie van dit draaipunt en het daaruit oprijzen van de contouren van de huidige wetenschap (Galiei, Descartes, Newton, Leibniz) dermate dat verdere gevolgtrekkingen uitbleven. Zelfs Newton voor wiens gravitatietheorie de wetten van Kepler onontbeerlijk waren, en die zelf astroloog en alchemist was, heeft er niet aan gedacht. Pas zo’n driehonderd jaar later, in de jaren dertig van de vorige eeuw, richt de Franse astroloog Dom Néroman (Pierre Rougié, 1884-1953), ingenieur en astroloog, er de aandacht op.
Hoogst opmerkelijk is echter dat er reeds in 1618, dus net voor de publicatie van Harmonice Mundi, sprake was van een tweede satelliet van de aarde, Lilith genoemd, die zou zijn waargenomen door ene Ricioli, een helderziende, alsof men aanvoelde dat in de lunaire sfeer rekening moest worden gehouden met een dualiteit. Hoewel in de eeuwen daarna, vooral in Engeland, enkele andere helderzienden claimden Lilith te hebben gezien, werd er geen tweede satelliet van de aarde ontdekt. Men sprak dan ook van een zwarte ster of satelliet, soms van een ‘zwarte maan’, en daar de hang naar spoken en mysteries in Engeland geen grenzen kent, had Lilith al voor 1930 een zuster gekregen, Lulu, even onzichtbaar als zij.

Officiële entree in de astrologie
Ook na de publicaties van Néroman verdwenen de consequenties van Keplers wetten naar de achtergrond met als meest waarschijnlijke oorzaak de ontdekking van Pluto in 1931. Het merendeel van de astrologen uit die tijd stortte zich op deze nieuwkomer en zijn integratie in het astrologische stelsel. Een actie die ruim werd begeleid door het fantasievol speculeren over nog meer transsaturnale planeten in ons zonnestelsel. Als men nu weet dat ‘de weigering’ een van de hoofdschotels van het Zwarte Maan menu is, dan wordt haar vertraagde inkomst in het astrologische stelsel een stuk minder vreemd; ook op dit punt lijkt zij haar eigen principe te huldigen.
De enige die zich meteen in haar verdiepte was Jean Carteret (1906-1980). Gedurende de jaren veertig en vijftig van de vorige eeuw heeft hij de ideeën van Néroman over de consequenties van de ellipsbanen voor de astrologie volledig uitgewerkt en, wat nog belangrijker is, het bereik van haar betekenissen vastgesteld. Bovendien ontdekte hij rond 1946 de principes van Persephone en Vulcanus, twee hypothetische planeten, en rond 1959 vond hij er een bewijs voor. Een van de Mayakalenders (codex Fejervary Meyer), die de twintig dagen van hun symbolische maand weergeeft, toont tien planeten, met van elk de positieve en negatieve kant. Carterets vondsten openden de weg naar de structurele astrologie, waarschijnlijk de enige die de astrologie een toekomst biedt in haar strijd met de zuiver pragmatische wetenschappen, de wetenschappen die met het licht dat zij op bepaalde gebieden werpen tegelijkertijd duisternis zaaien, zoals kunstlicht het zicht op de sterrenhemel verduistert.
Maar het is de miraculeuze opmerkingsgave van Dom Néroman die de motor heeft gestart. Helaas is niet bekend hoe en wanneer hij het idee kreeg om het lege brandpunt en het apogeum van de maanbaan, die zodiakaal samenvallen, als een tweede maan op te vatten, een Zwarte Maan. En evenzo het lege brandpunt en het aphelium van de (schijnbare) zonnebaan als een tweede zon, de Zwarte Zon. Waarschijnlijk zijn de vele jaren die hij als mijningenieur in China, het land van de Yin/Yang-dialectiek, doorbracht er debet aan. Maar hoe dan ook, vanaf het eerste moment plaatste hij deze nieuwe lichten tezamen met beide maansknopen in een aparte groep (‘facteurs paraplanétaires’).

Geen hemellichamen maar polen van assen
Zoals al gezegd, vertegenwoordigt de Zwarte Maan, één van de twee polen van de grote maan-as, het vermogen tot weigeren. Maar hoe blijkt dit nu uit de astronomische werkelijkheid, de enige echte basis van de astrologie?
Fig. 1 laat zien dat de Maan graad na graad haar baan doorloopt doch geen enkele mogelijkheid heeft haar route te wijzigen. Men kan haar dus niet beschouwen als animator van haar beweging; de Hopi indianen noemden haar dan ook een ‘dwalende dwaas zonder huis’. Die functie valt toe aan de aarde en het tweede brandpunt, het lege, en bij uitbreiding aan het duo Zwarte Maan en Priapus die de uiterste graden van het parcours markeren. Daar elk paar van extremen alle tussenliggende posities afbakent kan de as ZM/Priapus worden opgevat als de verzameling van de driehonderdenzestig mogelijke graadposities van de Maan. Dit verduidelijkt waarom hun energie niet op hetzelfde vlak ligt als die van de Maan. Maar hoe vindt dit zijn neerslag in ons leven?
Daartoe kan het best worden uitgegaan van hun astronomische karakteristieken. De hoogste snelheid tegenover de laagste, de kleinste afstand tot de aarde tegenover de grootste (zie fig. 1). Daaruit volgt dat Priapus zich kenmerkt door een versnelde ontwikkeling (hoogste snelheid) ten aanzien van wat dichtbij is (kleinste afstand), de Zwarte Maan door een vertraging (laagste snelheid) en een bijna-ontoegankelijkheid (grootste afstand). Priapus reageert onmiddellijk op wat het doorsneeleven ons biedt, voor de Zwarte Maan ligt het tempo van dit leven te hoog om de diepten te bereiken die in deze doorsnee verborgen liggen, tot de meest banale

fig. 1: de lange as van de maanbaan: Zwarte Maan en Priapus

voorvallen aan toe. Uiteraard kan die priapische snelheid slechts ontstaan dank zij een bepaalde oppervlakkigheid. En, omgekeerd, slaagt de Zwarte Maan er slechts in dit ritme te vertragen bij de gratie van haar capaciteit het in eerste instantie te weigeren. Het valt niet moeilijk op grond van deze verdeling een van de twee uiterste typen onder de kinderen te herkennen: het autistische kind (Zwarte Maan).
De capaciteit om het aardse leven te weigeren en die om er greep op te krijgen gaan dus op hetzelfde moment van start. Maar in dit proces vraagt de Zwarte Maan te vaak om een time-out terwijl Priapus de neiging heeft door te spelen zelfs nadat de scheidsrechter het spel heeft stilgelegd. Een en ander illustreert de structurerende kracht van de kosmische assen – een kracht die los van de planeetposities in huis en teken, de huizenverdeling en de planetaire aspecten optreedt.

Structurele en niet slechts positionele invloed
Dat de hierboven genoemde splitsing zich al zo vroeg in het leven vertoont – voor de entree in de alfabetische fase – is een rechtstreeks gevolg van het feit dat de Zwarte Maan in ruim vier jaar de halve dierenriem doorloopt, wat een conjunctie met Priapus oplevert alsook een conjunctie van Priapus met haar. In dit verband is het van belang te beseffen dat (1) de Zwarte Maan de snelst lopende van de trage factoren is en (2) haar hoedanigheid als as impliceert dat er voor de manifestatie van haar principe geen enkele progressie noodzakelijk is.*1 Het eerste kenmerk veroorzaakt de vroegtijdigheid van haar werking, het tweede de universaliteit ervan, d.w.z. een bij iedereen optreden onafhankelijk van de rest van de horoscoop.
Er is dus werkelijk sprake van een structurele invloed. Tegelijkertijd toont dit aan dat men de Zwarte Maan en Priapus niet in de groep van de planeten mag onderbrengen, ze zelfs niet op hetzelfde niveau als Zon en Maan, hierna ook aangeduid als de ‘witte lichten’, mag plaatsen. Het astronomische kenmerk van hun axiale kwaliteit dient te worden gerespecteerd, d.w.z. de karakteristiek dat zij extremiteiten aangeven, wat ook geldt voor de Zwarte Zon en de Diamant. De Zwarte Maan en Priapus geven eigenlijk de twee extreme situaties aan die de Maan kent. Derhalve dient de methode, aangeduid als ‘het kruis van de Zwarte Maan’, die een aantal buitenlandse astrologen voorstaan, radicaal te worden verworpen. Zij kennen afzonderlijke betekenissen toe aan de twee punten van de korte maan-as, de punten 90° voor en na de Zwarte Maan, respectievelijk als punt van ‘reactie’ (of ‘bevestiging’) en punt van ‘onderhandeling’ (of ‘onderwerping’). Het is een mooie vondst maar helaas vanuit structureel oogpunt een absolute misser, gegeven het feit dat de Maan juist op die twee punten, waar zij op gelijke afstand van het lege brandpunt en de aarde is, haar gemiddelde snelheid heeft. Niets bijzonders dus, want maximaal verwijderd van het extreme!
Een even grote blunder wordt gemaakt door de Zwarte Maan te interpreteren zonder rekening te houden met Priapus. Uiteindelijk is hij het die, door zijn directe axiale invloed op haar, ons redt van een te sterke beklemtoning van haar altijd aan autisme rakende principes. Dat is de reden dat ik Priapus heb verbonden met de ‘overlevingsstrategie’, ondanks dat deze zich voordoet op een leeftijd waarop er nog geen helder besef is van het concept ‘strategie’, waardoor de aanduiding ‘instinct’, maar dan een soort kosmisch instinct, misschien beter op zijn plaats is. Maar ‘instinct’ is veeleer iets van het planetaire niverau, en Priapus is hoewel de laagst geplaatste toch één van de negen kosmische punten. *2
Welnu, aangezien de Zwarte Maan en Priapus slechts in een minderheid van de horoscopen even krachtig werken, is de kans om met Priapus buitenspel tot foutieve duidingen van de Zwarte Maan te komen verre van ondenkbaar. En zelfs als hij meespeelt is men nog niet uit de gevarenzone. Bij het interpreteren van de grote maan-as dient ook steeds rekening te worden gehouden met de invloed van de grote zon-as; zo niet, dan treden weer, vooral wat de Zwarte Maan betreft, ernstige dwalingen op. Alleen deze tweede ellips-as kan uitsluitsel geven over wat men met de inhouden van die eerste doet. Slechts deze tweede as, ZwarteZon/Diamant, kan de anti-symmetrie tussen de Zwarte Maan en Priapus wegnemen.

Principes van de Zwarte Maan en Priapus
Wat de Zwarte Maan betreft is reeds nadruk gelegd op het begrip ‘weigering’, maar wil men het meest kernachtige sleutelwoord, dan is dat ‘reductie’. Alle sleutelwoorden – zoals de authenticiteit, het zwaartepunt (de kern van ons wezen), het absolute, de afstand, de controle, de structuur, de discretie, het intellect, de dood, de uitzondering, de abstractie, het bijzondere en de uniciteit – verwijzen er duidelijk naar. Al deze begrippen verwijzen naar een overbrenging op kleinere schaal.
Men vindt ze in overvloed in de bestaande literatuur, aangevuld met nog vele andere: ik kan er weinig aan toevoegen. Het ligt eerder omgekeerd: men moet zelfs enigszins op zijn hoede zijn. Als tamelijk nieuwe factor in de astrologie doet zij de fantasie van diverse astrologen van tijd tot tijd op hol slaan. In de meerderheid van deze gevallen is deze wildgroei een gevolg van de veel te rigide identificatie van de Zwarte Maan met Lilith – Adams eerste, door de pausen weg gecensureerde, vrouw – ten koste van andere mythische vrouwen zoals Diana, Athena, Medea, Ariadne en Circe, die allen het stempel van de Zwarte Maan dragen. Door echter het begrip ‘reductie’ als criterium te hanteren zijn de verzonnen sleutelwoorden gemakkelijk scheiden van de echte.
De andere deformatie die men kan tegenkomen, is de te negatieve interpretatie van de Zwarte Maan, waarvan de oorzaak mij minder duidelijk is. Misschien dat door het aan haar werking klevende isolement een te hoge prijs wordt gevraagd voor de realisering van haar positieve kanten? Toch moeten deze kanten worden ontwikkeld, want op een bepaald moment valt geen energie meer te halen uit hetgeen zich herhaalt, uit wat te veel is aangepast aan de algemene smaak en daardoor slechts van middelmatige kwaliteit is. Maar daar het leven niet alleen bestaat uit buitengewone situaties dient men zichzelf toe te voegen: “Ondanks dat middelmatigheid de wereld regeert, mag dit geen excuus zijn mij van haar af te wenden; hoe groot de stupiditeit ook moge zijn, als men zich volledig terugtrekt, is men dood”.*3
Hoewel Priapus en de Zwarte Maan antagonisten zijn, is er geen direct handgemeen tussen hen. Zij zijn eerder antagonisten die zich van elkaar verwijderen, een soort dubbele tegenstelling want het betreft zowel hun krachten als hun doeleinden. De Zwarte Maan tracht de innerlijke vonk te beschermen tegen het nu eenmaal aan het leven op aarde inherente materialisme; zij tracht te voorkomen dat deze vonk wordt besmet door wat slechts tijdelijk is: haar werkzaamheid is gericht op de geest. Priapus daarentegen richt zich op het lichaam en alle andere aardse vormen. Vandaar dat dit astronomische punt de naam heeft gekregen van de Griekse god met de eeuwig stijve penis. De Zwarte Maan is intens en gepassioneerd, Priapus oppervlakkig en gretig.
Toch zou er zonder Priapus geen bestaan kunnen worden opgebouwd want het kind kan de wereld niet verkennen zonder met het dichtstbij zijnde te beginnen, d.w.z. de objecten, het meest stoffelijke, dus datgene wat zich het best leent tot het vormen van gewoonten. Nu ontwikkelt elk kind bepaalde vaardigheden sneller dan andere, waarvan hij bovendien merkt dat ze meer lof opleveren, meer bevestiging vanuit zijn omgeving. Heel natuurlijk dus dat hij zich daarop toespitst want zij vormen een soort eerste draagvlak voor zijn bestaan op aarde. Bovendien is deze herhaling noodzakelijk om in bepaalde opzichten een soort ‘meesterschap’ te verwerven en zich zo tegenover anderen te profileren; de gewoontevorming die daaruit voortvloeit vormt een tweede draagvlak. Op zich is dit alles verre van negatief! Om zich de aardse omgeving zo snel mogelijk eigen maken is het nu eenmaal noodzakelijk de makkelijkst mogelijke aanpassingen te kiezen, want anders gaat er te veel tijd verloren. Men beseffe dat het kind zich in de eerste levensjaren met een ongelofelijke snelheid ontwikkelt, iets dat aanleunt tegen het Darwinistische “survival of the fittest” (overleving van de best aangepasten).
De negativiteit van Priapus manifesteert zich slechts wanneer het evenwicht – het principe van elke as – tussen hem en de Zwarte Maan te lang verbroken blijft. Dit risico is een direct uitvloeisel ervan dat voor het solaire ego, en het daaraan verbonden bewustzijn, de acties van Priapus relatief makelijk te centraliseren zijn in vergelijking met die van de Maan. Dus hoewel Priapus meer iets weg heeft van een ‘ maan in het kwadraat’, is hij een zeer waardevolle en eigenlijk onmisbare assistent voor de Zon, die in de eerste decennia van het leven zijn handen vol heeft aan het greep krijgen op de wereld van de natuurlijke emoties, voortbrengselen van de Maan.
‘Herhaling’ is zonder enige twijfel het centrale sleutelwoord voor Priapus; het ligt verborgen in alle priapische karakteristieken. Tegenover de ‘eenheid’ van de Zwarte Maan stelt hij een menigvuldigheid – ‘een’ en niet ‘de’, want door de herhaling manifesteert die veelheid zich slechts in de dimensie van de tijd en in slechts een beperkt aantal richtingen. Carteret vergeleek hem vaak met de lawine, een schitterende beeldspraak; als zijn invloed inderdaad te groot is, ontstaat er een spraakwaterval, met als kenmerken het berijden van stokpaardjes, het gehaast inslikken van klinkers en het met de deur in huis vallen. Bij Priapus wijst de wildgroei altijd in dezelfde richtingen. Curieus eigenlijk dat de interpretatie van de Zwarte Maan eronder lijdt zoals hierboven vastgesteld. Ik zie dit als een bevestiging van het structurele karakter van beide punten.
De meest abstracte tegenstelling tussen de Zwarte Maan en Priapus is die tussen ‘reductie’ en ‘dilatatie’. De dilatatie komt duidelijk naar voren uit het hierboven gegeven voorbeeld en is al evenzeer aanwezig in de begrippen ‘symbiose’ en ‘routine’, beide gekenmerkt door ‘toespitsing op’. Bij de symbiose alleen richting partner, bij de routine alleen in de richting van wat men al beheerst, van datgene waarin men zich zeker van zichzelf voelt en ook op voorhand weet er goedkeuring mee te oogsten. In beide gevallen dreigt het gevaar het gekozen pad niet meer te kunnen verlaten, de sleur. Een en ander maakt het soort geruststellende identiteit dat Priapus oplevert kwetsbaar. Hoewel zijn reactiesnelheid het tegenovergestelde suggereert, is zijn stellingname eigenlijk puur defensief. Want het is de cohesie van deze identiteit die hem een gevoel van heelheid geeft, maar die verschilt totaal van de integriteit van de Zwarte Maan. Omdat die cohesie er slechts is bij de gratie van externe bijval voor zijn houding en gedrag grenst de priapische integriteit gevaarlijk dicht aan het ‘meeheulen met’. In doorsneesituaties waarin men grotendeels op de automatische piloot kan vliegen, geen probleem. Dat ligt in die situaties juist bij de Zwarte Maan: door te weigeren hem te gebruiken wordt hij in wezen een obstakel.

NOTEN
1. De langzame factoren zijn de planeten vanaf Jupiter, de as van de Maansknopen en de zwarte lichten.
2. De negen kosmische punten zijn: Zwarte Maan, Priapus, Zwarte Zon, beide maansknopen, de Draak, het Beest en het gelukspunt. Ascendant en midhemel vallen buiten deze groep omdat zij producten zijn van aardse coördinaten, resp. de horizon en de meridiaan van de geboorteplaars.
3. Uit ‘De brieven van Martha Gellhorn’. Zij was de eerste vrouwelijke oorlogscorrespondent en versloeg alle oorlogen vanaf de Spaanse burgeroorlog tot en met de Vietnam-oorlog.

NAAR BOVEN

ASTROLOGIE DES AXES COSMIQUES I:
Le grand axe lunaire

George Bode

L’esprit du siècle se fait connaïtre parfois comme une bête extrèmement capricieuse. Souvent par ses jeux bizarres on ne sait pas à quoi s’en tenir. Mais l’astrologie? – au fond elle devrait être capable, de par sa capacité pronogstique et événementielle, d’élucider, où même prédire, au moins une partie de ces caprices. Au contraire, elle aussi en est victime – un beau paradoxe, qui va de pair avec les difficultés que chaque astrologue éprouve vis-à-vis de son propre horoscope. Je laisse ce paradoxe en tant que tel: c’est plutôt du fourrage pour les philosophes. Il faut mieux se concentrer sur le caprice le plus bizarre dans l’histoire de l’astrologie.

Le personnage central y est Johannes Kepler (1571-1630), astronome/astroloque et découvreur des trois lois qui règlent les orbites planétaires, qui était un personnage singulier mélangeant une génialité scientifique à une réligiosité mystique. La structure mathématique des orbites célestes, le sujet de ses livres Astronomia nova (1609) et Harmonice Mundi (1619), est pour lui identique à celle de la création divine. Par les lois de Kepler scientifiquement il devenait clair que ces orbites sont des ellipses en non pas des cercles comme on crut jusque là. Au fond ce remplacement du cercle par l’ellipse signifie un bond de l’unité du cercle (un centre) vers la dualité de l’ellipse (deux foyers) que l’on retrouve aussi, quelques décennies plus tard, dans l’oeuvre de Descartes: la division qu’il fait entre la res extensa et la res cogitans, entre ce qui est visible et mesurable et ce qui ne l’est pas.
C’est surprenant que personne n’a tiré les conséquences astrologiques de cette subsititution du cercle par l’ellipse. Probablement l’enthousiasme concernant ce tournant ‘scientifique’ et l’émergence des contours de la science actuelle (Galilé, Descartes, Newton, Leibniz, etc.), a fait rester cette substitution dans l’ombre. Même Newton, qui grâce aux lois de Kepler a pu découvrir le principe de l’attraction universelle et qui comme lui s’occupait de l’astrologie, n’en a pas pensé. Il fallait attendre environ trois cent ans: dans les années trente du siècle passé Dom Néroman ((Pierre Rougié, 1884-1953), ingénieur et astrologue, a mis l’attention sur les conséquences des découvertes de Kepler pour l’astrologie.
Chose curieuse: déjà en 1618, juste avant la parution de Harmonica Mundi, il y avait été question d’un deuxième satellite de la terre, nommé Lilith, qui aurait été vu par le clairvoyant Riccioli. C’est comme si l’on sentait vaguement qu’il fallait tenir compte d’une dualité quant au champs lunaire. Bien que dans les siècles suivants, particulièrement en Angleterre, d’autres clairvoyants prétendirent l’avoir vu aussi, la découverte d’un second satellite de la terre tardait à arriver. On parlait d’un astre ou satellite noir, parfois de ‘lune noire’, et comme le goût anglais pour la mystère et les fantômes est illimité, déjà avant 1930 Lilith fut réjouie par la présence d’une soeur, aussi invisible qu’elle, nommée Lulu.

Commencement des conséquences pour l’astrologie
Après les publications de Néroman encore une fois les conséquences des lois de Kepler furent réléguées au second plan, la cause la plus probable étant que la plupart des astrologues de cette époque était complètement saisi par la découverte en 1931 d’une nouvelle planète, Pluton. Leur attention fut absorbée par l’intégation de Pluton dans le système astrologique, et de plus la découverte de cette nouvelle planète dans le système solaire incita ces astroloques à spéculer plus que jamais sur l’existence probable d’autres planètes. Si l’on sait que la Lune noire représente le principe du ‘refus’, on cesse de s’étonner du délai qui marque son ajout au système astrologique; quant à son introduction aussi elle est restée fidèle à son propre principe.
Le seul à completer une recherche sur son sujet fut Jean Carteret (1906-1980). Durant les années quarante et cinquante du siècle passé il a donné une vraie continuation aux idées de Néroman concernant les effets des orbites elliptiques et, qui plus est, de la portée de leur signification. De plus en 1946 il découvrit les principes de Proserpine et Vulcain, deux planètes hypothétiques, et vers 1960 il en eût la preuve. Un des calendriers aztèques (codex Fejervary-Meyer), couvrant les vingt jours du mois symbolique de ce peuple ancien, montre dix planètes, chacune d’elles dans sa positivité et sa négativité. La voie vers une astrologie structurelle qu’il a ainsi ouvert est probablement la seule offrant à l’astrologie un futur par rapport à son combat avec les sciences purement pragmatiques. Les sciences qui en créant une lumière font naître en même temps des ténèbres, comparable à l’obscursissement du ciel nocturne par la lumière artifielle.
Mais c’est le miraculeux esprit d’observation de Néroman qui a vraiment mis le train en marche. Il n’est pas connu comment et quand il a conçu l’idée d’introduire dans l’astrologie le second foyer de l’orbite de la Lune et l’apogée, coincidant zodiacalement, comme une deuxième lune, la Lune noire, et le second foyer de l’orbite (apparent) du Soleil comme un deuxième soleil, le Soleil noir. Probablement ces années en Chine, pays de la dualié Yin-Yang, n’y sont pas étrangères. Quoi qu’il en soit, immédiatement il les a mis dans un groupe à part, celui des facteurs paraplanétaires, qui inclut aussi les noeuds lunaires

Pas des corps célestes mais les deux pôles d’un axe
Comme j’ai déjà dit, la Lune noire, un des pôles du grand axe de ellipse lunaire (fig. 1), a comme mot-clé: le refus. Mais comment peut-on abouttir sur la base de la réalité astronomique, le seul fondement pour l’astrologie, à cette notion?
La figure 1 montre que c’est la Lune qui traverse son orbite degré par degré, mais elle n’a aucune liberté pour changer de route. On ne peut donc pas la considérer comme l’animateur de celle-ci; les indiens Hopi la qualifient d‘un ‘fou errant sans maison’. Cette fonction échoit à l’ensemble de la terre et du foyer vide, et par extention à l’ensemble de la Lune noire et Priape contenant les degrés extrèmes du parcours. Comme chaque paire d’extrémités jalonne le champ de toutes les situations intermédiaires, c’est l’axe LN/Priape qui représente les 360 positions possibles de la Lune. C’est une indication évidente que les énergies de la Lune noire et de Priape ne se font pas au même niveau que celle de la Lune. Mais comment cette différence reflète-t-elle dans la vie?
Pour une réponse à cette question il faut partir de leurs caractéristiques astronomiques. La plus haute vitesse lunaire versus la plus basse; la plus petite distance de la terre versus la plus grande (voir fig. 1). Il en suit que Priape se caractérise par un développement accéléré (haute vitesse) quant à ce qui est proche (petite distance) et la Lune noire, au contraire, par un ralenti (basse vitesse) et une quasi-inaccessibilité (grande distance). Priape réagit instananément à ce qui la vie quotidienne nous apporte, pour la Lune noire elle passe trop vite pour pouvoir toucher aux profondeurs qu’elle peut cacher, même dans les événements les plus banales. Naturellement ce n’est que grâce à une certaine superficialité que cette vitesse priapienne peut apparaître.

Inversement ce n’est q’à une grande capacité de refus que la Lune noire arrive à faire ralentir le rythme. Ce n’est pas difficile de reconnaître dans cette division un des deux types extrêmes parmi les enfants: l’autiste (Lune noire).
Alors la capacité de refuser la vie terrestre commence avec celle d’obtenir une prise sur cette vie. Mais dans ces processus la Lune noire demande trop souvent un temps-mort, tandis que Priape a tendance de continuer le jeu, même après que l’arbitre ait sifflé l’arrêt de jeu. Tout cela éclaircie la force structurante qui émane des axes cosmiques – une force qui se manifeste séparément des positions planétaires en signe et en maison, de la division des maisons et des aspects planétaires.

Influence structurelle et non positionnelle
Que cette division se présente si tôt – avant l’entrée dans le stade alfabétique – tient au fait que la Lune noire fait un demi-tour du zodiaque en un peu plus de quatre ans, ce qui produit une conjonction avec Priape et inversement. A noter à cet égard: (1) l’axe de la Lune noire est ainsi la plus rapide des facteurs lentes dans l’horoscope et (2) la qualité axiale implique que le développement de son principe ne nécessite aucune progression.*1 Le premier caractéristique cause la précocité de ce développement, le dernier son universalité, c’est-à-dire que ce développement se présente indépendamment du reste du thème chez tout un chacun.
On peut donc vraiment parler d’une influence structurante et cela explique pourquoi on ne peut pas inclure la Lune Noire et Priape dans le groupe des planètes, pas plus que les mettre sur le mème niveau que le Soleil et la Lune, ensuite appelés parfois ‘luminaires blancs’. C’est qu’il faut respecter le fait astronomique de leur qualité d’axe, c’est-à-dire d’être des extrémités, de mème qu’il faut le faire pour l’axe du Soleil noir (voir prochain article). La Lune noire et Priape, les deux pôles du grand axe lunaire, dénotent au fond les deux situations extrèmes que connaît la Lune. C’est précisement pourquoi il faut absolument rejeter la màthode de quelques astrologues francais qui utilisent ce qu’ils appèlent ‘la croix de la Lune noire’. Ils donnent une propre signification au deux points marquant le petit axe lunaire, c’est-à-dire les points 90° avant et après la position de la Lune noire, qu’ils appèlent respectivement point de ‘réaction’ (ou ‘d’affirmation’) et point de ‘négociation’ (ou de ‘soumission’). C’est une belle trouvaille mais structuralement insoutenable étant donné que c’est nettement là où la Lune a sa vitesse moyenne et où sa distance de la terre égale celle du foyer vide. Donc pas de particularité parce que pas d’extrémité.
Une déviation d’interpretation aussi grave se manifeste quand la Lune noire est utilisée sans tenir compte de Priape. Au fond ce dernier nous sauve du danger de l’autisme en influencant directement l’action de la Lune noire de par leur relation d’axe. C’est pourquoi j’attache à Priape le principe de ‘la stratégie de survie’, même si elle se manifeste à un âge trop jeune pour avoir déjà une conscience claire de la notion de stratégie et que le mot ‘instinct’ puisse tout d’abord sembler d’être mieux placé ici. Mais l’instinct est quelque chose du niveau planétaire et Priape est bien que le plus bas, un des neuf points cosmiques.*2
Or, comme il n’y a que peu d’horoscopes où la Lune noire et Priape sont de puissance égale, en mettant Priape hors-jeu la chance de méjuger la force des effets de la Lune noire est loin d’être inconcevable. Et même en tenant compte du partenaire de la Lune noire on n’est pas encore exonéré de méprises. Dans l’interprétation du grand axe lunaire il faut toujours tenir compte aussi des effets du grand axe solaire, sinon on risque de déformer l’interpretation de la Lune noire. C’est ce deuxième axe qui donne de l’information sur ce que l’on fait des contenus du grand axe lunaire. Ce n’est que cet axe qui peut neutraliser l’anti-symétrie qui existe entre la Lune noire et Priape.

Principes essentiels de la Lune noire et de Priape
Pour la Lune noire nous avons déjà mentionné la notion de ‘refus’, mais son principe le plus essentiel est la ‘réduction’. Tout les mots-clés – comme l’authenticité, le centre de gravité (le plus profond dans soi-même), l’absolu, la distance, le contrôle, la squelette, l’ascèse, la fascination, la lucidité, le silence, l’énigme, l’unicité, l’intégrité, la structure, la discrétion, l’intellectualité, la mort, l’exception, l’inaccessibilité, l’abstraction, la singularité, etc. – ont un aspect de réduction plus ou moins fort.
On trouve ces dénominations, accompagnées par pas mal d’autres, abondamment dans la littérature française à ce sujet; je n’en ai rien à ajouter. C’est plutôt l’inverse, il faut être assez soupçonneux à cet égard. Comme la Lune noire est un facteur assez récemment ajouté à l’astrologie, la fantaisie de certains astrologues s’est emballée de temps en temps. Dans la plupart des cas cette prolifération a été dû à une idenfication trop rigide de la Lune Noire à Lilith – première femme d’Adam et écartée de la bible par les papes – au détriment d’autres personnages mythiques marquées ‘Lune noire’, comme entre autres Artémis (Diane), Pallas (Minerve), Cybèle et Sophia. Mais en maniant la notion de réduction comme le critère de jugement on peut très bien distinguer ce qui est superflu de ce qui ne l’est pas.
L’autre déformation que l’on peut rencontrer, c’est son interprétation beaucoup trop négative de la Lune noire, dont la cause m’échappe. Peut-être ce qu’elle peut apporter de positif a un prix trop haut en termes d’isolement? Mais on ne peut jamais éviter cela, car à un moment donné il n’y a plus d’énergie à tirer de ce qui est trop adapté au goût général et par là n’a qu’une qualité médiocre. Mais comme la vie consiste de beaucoup plus que les seuls choses exceptionnelles on doit se dire “Malgré que la médiocrité règne dans le monde, cela ne peut pas devenir une excuse pour m’en détourner; quelle que soit le volume de cette stupidité, si l’on s’en retire complètement, on est mort”.*3
Bien que Priape soit antagoniste à la Lune noire, il n’y a pas un combat direct entre eux. Ce sont plutôt des antagonistes qui s’éloignent l’un de l’autre, donc une sorte de double antagonisme, car cela concerne aussi bien la nature de leurs forces que leurs buts à atteindre. La Lune noire essaie de protéger la pureté de l’étincelle intérieure contre le matérialisme inhérent à la vie sur terre. Elle essaie de prévenir la contamination de cette étincelle par ce qui n’est que temporel: elle se dirige donc vers l’esprit. Priape au contraire se dirige vers le corps et les autres formes terrestres. De là que ce point astronomique a reçu le nom du dieu avec le pénis toujours en érection. La Lune noire est intense et passionelle; Priape est superficiel et avide.
Mais sans Priape la vie s’arrêterait, car en explorant le monde terrestre l’enfant ne peut démarrer cette mission de reconnaissance que par ce qui est à portée de main, c’est-à-dire les objets, donc ce qui est le plus matériel mais qui se prête le mieux à sa formation d’habitudes. Or, chaque enfant développe certaines capacités plus vite que d’autres et observe que c’est grâce à ces capacités qu’il est reconnu. C’est donc tout à fait naturel qu’il tend à les utiliser plus d’une fois parce que cette confirmation forme une première surface portante pour son existence sur terre. De plus cette répétition est nécessaire pour devenir capable d’utiliser ces capacités avec une certaine maîtrise dans le but de pouvoir se profiler par rapport aux autres. La formation d’habitudes qui en suit fonctionne comme une seconde surface portante. Tout cela n’est absolument pas en soi négatif! Pour s’habituer à la vie terrestre le plus rapidement possible il faut trouver les adaptations les plus faciles, autrement on perd trop de temps. Il faut réaliser que dans ses premières années l’enfant se développe à une vitesse incroyable. Ici on retrouve l’adage de Charles Darwin: “survival of the fittest” (la survie est aux mieux adaptés).
Le point négatif de l’influence priapienne ne se présente que si l’équilibre – principe de chaque opposition – avec la Lune noire est rompu pour une trop longue période. Ce risque surgit du fait que pour l’égo solaire, et la conscience qui y est liée, les actions de Priape, surtout par leur caractère répétiteur, sont assez faciles à centraliser, comparées à celles de la Lune. Donc, bien qu’il ressemble plutôt à une sorte de ‘superlune’, il est un assistant indispensable du Soleil, qui les premières décades de la vie durant doit faire tout son possible pour avoir une prise sur le monde des émotions naturelles produites par la Lune.
Sans doute ‘répétition’ est le mot-clé central de Priape; il est caché dans toutes les caractéristiques priapiennes. A l’unité de la Lune noire par exemple il oppose une multiplicité – ’une’ et pas ‘la’, car par la répétition sa multiplicité ne se manifeste que dans la dimension du temps et ne connaît qu’un nombre limité de directions. Carteret lui liait souvent à l’avalanche, une image frappante; en effet, sous une trop grande influence de Priape on devient un moulin à paroles, enfourchant ses dadas, et parle à la cantonade. Chez Priape il y a toujours de la prolifération dans les mêmes directions; c’est curieux que l’interprétation de la Lune noire en souffre comme fut constaté ci-dessus. Moi, je considère cela comme une confirmation, même comme une preuve du caractère structural de ces deux points.
La plus abstraite opposition entre la Lune noire et Priape est celle entre la ‘réduction’ et la ‘dilatation’. La dilatation est bien visible dans l’exemple donné ci-dessus et elle est présente aussi dans les notions de ‘symbiose’ et de ‘routine’, auxquels la fixation sur une cible est inhérente. Dans le symbiose il n’y a qu’une dilatation dans la direction du partenaire, dans la routine elle est restreinte à ce que l’on maîtrise déjà, aux actions et situations où l’on se sent sûr de soi-même et sûr aussi de l’approbation pour son comportement. Le danger à craindre dans les deux cas, c’est de ne plus pouvoir sortir de l’ornière: le train-train. Comme conséquence de tout cela la sorte d’identité rassurante construite par les qualités priapiennes reste toujours vulnérable. Bien que sa rapidité de réaction suggère le contraire, la position de base priapienne est à vrai dire plutôt défensive,. C’est que pour Priape la cohésion de cet identité lui apporte un sens d’intégrité mais qui n’a rien à voir avec l’intégrité de la Lune noire. Comme cette n’est maintenue que par l’approbation externe pour ses approches et réactions, cette intégrité frise dangereusement la complicité. Donc dans des circonstances moyennes où l’on peut naviguer avec le pilote automatique, généralement peu de problèmes. Dans ces cas-là le problème y est pour la Lune noire: en refusant de l’employer ce pilote devient un obstacle.

NOTES
1. Par les facteurs lents nous entendons les planètes de Jupiter à Pluton, les
noeuds lunaires et les luminaires noirs.
2. Les neuf points cosmiques sont: Lune noire, Priape, Soleil noir, Diamant, Noeud nord, Noeud sud, Dragon, Bête et la Part de fortune. Dans cinq articles tous ces points passeront en revue. L’ascendant et le mileu du ciel ne peuvent pas être inclus puisqu’ils sont produits par des coordonnées terrestres, respectivement l’horizon et le méridien du lieu de naissance.
3. Propos pris de ‘Lettres de Martha Gellhorn’. Elle fut la première correspondant de gueurre féminin et a connues toutes les gueurres depuis la gueurre civile en Espagne jusqu’à la gueurre de Viernam.

NAAR BOVEN

 

Intervieuw met George Bode voor het Duitse Astrologieblad “Meridian” februari 1998 door Liduina Schmed-Kik

Over de Zwarte Lichten, de Zwarte Maan / Lilith, de Zwarte Zon etc.
© George Bode

George, sinds wanneer wordt de Zwarte Maan en de Zwarte Zon in de astrologie voor het eerst beschreven? Jij werkt daar nu al meer dan 20 jaar mee. Wie heeft daar als eerste over geschreven?
De eerste astroloog die bij mijn weten over de Zwarte Lichten spreekt is Dom Néroman geweest. Zijn eerste publikatie over dit onderwerp dateert uit 1937: “Présages a la lumière des Lois de l’ évolution”. Zeker, voor hem waren er enkele anderen die over een Zwarte Maan hebben gepubliceerd maar dit betrof een voor ons onzichtbaar hemellichaam, een soort tweede maan die om de aarde zou cirkelen. De Zwarte Maan van Néroman daarentegen is een astronomisch punt, zoals de Maansknopen, en de symboliek die hij eraan verbond stoelde dan ook rechtstreeks op de astronomische werkelijkheid, mijns inziens het enige juiste uitgangspunt om de astrologische symboliek op te grondvesten. Opvallend is voorts dat Néroman er van meet af aan in slaagde zijn Zwarte Lichten in het reeds bekende astrologische systeem te integreren, en wel aldus.

Volgens hem vormen de Zwarte Zon-as en de as lentepunt / herfst punt één systeem, waarvan de uitwerking vooral betrekking heeft op het lot van de gehele aarde, de Zwarte Maanas en de Maansknopen- as een tweede systeem, waarvan de uitwerking vooral betrekking heeft op alles wat op de aarde leeft. Belangwekkend in verband met het eerste systeem is dat Rudolf Steiner er reeds vanaf 1908 aan refereert in verband met het historisch situeren van o.a. de ijstijden en de zondvloed.

Begin jaren zestig duiken de Zwarte Lichten voor een veel groter publiek op als Jean Carteret een serie lezingen houdt over wat hij “Les valeurs noirs” noemt, vrucht van jarenlang onderzoek naar de kernbetekenissen van de Zwarte Lichten – iets waar Néroman niet aan toe was gekomen en wat Carteret door de discipelen en navolgers van Néroman nooit in dank is afgenomen. Men zou in dit verband kunnen spreken van twee verschillende scholen ten aanzien van de Zwarte Lichten.

Carteret zelf haalde er zijn schouders over op met de repliek: “wie zich met de Zwarte Maan bezighoudt, wordt in eerste instantie geweigerd”, wat mijzelf ook zeer treffend is overkomen na het publiceren van mijn boek “De Vier Lichten”. Het is vooral de verdienste van Carteret geweest dat hij een absolute integratie tot stand heeft weten te brengen tussen de witte lichten en hun zwarte tegenhangers, veelal door middel van de meest konkrete steekwoorden: “Als de Zon en Maan resp. het manlijke en het vrouwelijke vertegenwoordigen, dan staan Zwarte Zon en Zwarte Maan voor resp. het vrouwelijke in de man en het manlijke in de vrouw”. Op die wijze werkend heeft hij in de loop van de jaren het komplete skala van kernbetekenissen van de Zwarte lichten binnen een volkomen zuiver kader gegenereerd.

In de Duits sprekende landen wordt de Zwarte Maan vaak eenvoudig “Lilith”genoemd, waarbij de betekenis gekoppelt wordt aan het archetype van de donkere, verschrikkelijke Godin. In jouw boeken wordt de mythe van Lilith ook vermeld, maar neemt een minder grote plaats in in jouw uitleg over de Zwarte Maan. Identificering van de Zwarte Maan met Lilith houdt in wezen een grote verarming van het Zwarte-Maan principe in. Zeker, Lilith is wat men een exponent van de Zwarte Maan zou kunnen noemen, maar er zijn duidelijk verschillende exponenten van dit principe. Pallas Athena is er één, de godin van de wijsheid, die direkt uit het hoofd van haar vader, Zeus, werd geboren, en ook de godin Artemis (Diana); ook mythologische vrouwen als Ariadne, Medea, Andromeda en Helena, om er maar enkele te noemen, behoren tot de ” Zwarte Maan” kategorie.

Die identificering van Zwarte Maan met Lilith komt vooral uit de koker van astrologen die nog steeds bezig zijn met wat men de archetypische of symbolische astrologie zou kunnen noemen, terwijl bij zowel Néroman als Carteret het accent al duidelijk op een strukturele astrologie ligt. In feite streefden zij naar een astrologie als metafysieke kennis en niet naar een astrologie als symbolisch georiënteerde visie op de wereld. Bij Carteret vormt die metafysieke kennis reeds de spil waar de hele astrologie om draait. De strukturele astrologie, waarin metafysieke kennis zowel uitgangspunt als doel is, richt zich op de kern van het betekenis skala van een planeet of tekenprincipe, de archetypische astrologie, waarvan de zogeheten psychologische astrologie de belangrijkste hedendaagse exponent is, focust daarentegen op het betekenisskala zelf, wat in de praktijk altijd inhoudt dat zij slechts op een deel van dat skala gefocust kan zijn. Parafraserend op de uitdrukkking “door de bomen het bos niet mee zien” kan men van de archetypische astrologie zeggen dat zij “door het bos de Boom uit het oog verliest”. Zij schept een woekering van symbolen en onderlinge relaties daartussen; het ene symbool is vaak inwisselbaar voor het andere en omgekeerd; er ontstaat een entropie, een wanorde, die in het toepassen van de astrologie op horoskopen van deze planeetkaarten schiettenten maakt waarin het altijd prijs is.

Ondanks dat de Zwarte Maan en de Zwarte Zon tot een en hetzelfde astrologische denksysteem behoren, is de Zwarte Zon toch vrij onbekend. Kan het er aan liggen dat wegens het hogere abstractheidsgehalte van het principe van de Zwarte Zon, het niet zo makkelijk is hier mythologische beelden aan vast te maken?

Dat de Zwarte Zon minder snel de huidige astrologische wereld bereikt heeft, is van dit laatste een rechtstreeks gevolg. Het principe van de Zwarte Zon is moeilijker te omkleden met mythische gestalten, laat zich minder makkelijk enten op de gangbare, symbolische benadering van mythen, sagen en sprookjes. In die benadering kan het feit wegglippen dat Dionysos (de tweemaal geborene), de tweede maal uit de kuit of de heup van Zeus , dus niet uit een vrouw, om die reden binnen het griekse pantheon, struktureel beschouwd, de tegenpool is van Pallas Athena, wat hem een exponent van de Zwarte Zon maakt.

Ook de over het algemeen onder professionele astrologen bestaande geringe kultuurgerichtheid is hieraan debet. Immers, het apollinische (Zon) en het dionysische (Zwarte Zon) worden in de kunst al eeuwenlang als tegenpolen van elkaar beschreven: Apollo als symbool voor de klassieke kunst, evenwichtig en beheerst, Dionysos als symbool van de romantische kunst, uitbundig en vol vervoering . De Zwarte-zon-as (Zwarte Zon + Diamant) is trouwens überhaupt de as van de kunst, tegenover de Zwarte Maan as als as van de de wetenschap. Beide assen kunnen ook tegenover elkaar worden gezet als wijsheid (Zwarte-Maan-as) en liefde (Zwarte-zon-as), als kennis (Zwarte-Maan-as) en bewustzijn (Zwarte-Zon- as ) . Kunst, liefde en bewustzijn zijn nu eenmaal gebieden van grotere komplexiteit dan wetenschap, wijsheid en kennis. De eerste drie zijn minder grijpbaar dan de laatste drie want zij hebben vooral te maken met de toekomst, terwijl wijsheid en kennis direkt te maken hebben met het verleden, en de wetenschap – als poging tot onsluiering van hoe mens en wereld in elkaar zitten En als een weg terug (van Priapus naar de Zwarte Maan) naar de grondlagen van de Schepping.

Liefde, kunst en bewustzijn zijn aan het begin van de schepping “onaf”, wijsheid en kennis daarentegen zijn op dat moment al kompleet, want juist vanuit die kompleetheid kon de schepping ontstaan. Liefde, kunst en bewustzijn zullen pas aan het einde van de schepping voltooid zijn, en wel door niets anders dan de aktie van de mens, die niet alleen “de kroon van de schepping” is maar ook “het risiko van de schepping”.

Zo staat de Zwarte-Maan-as voor datgene wat er al is, de Zwarte Zon-as voor datgene wat nog moet worden bewerkstelligd. Vanuit dit alles is meteen duidelijk dat het thema van de Zwarte Zon-as niet zozeer abstrakter is dan dat van de Zwarte-Maan-as, maar eenvoudigweg subtielere verwijzingen naar het verleden heeft. Want uiteraard is alles, ook wat nog komen moet, van het begin af aan in de schepping aanwezig, al is het maar in de vorm van een kiem.

De Zwarte Zon-as markeert in hoge mate “de weg van de held”, de mythische, de goddelijke of de menselijke held. En die weg verandert voortdurend, reden waarom er tussen de verschillende helden een onderscheid in niveau kan worden gemaakt. Oedipus moest nog, overigens zonder het te weten, zijn vader vermoorden; Theseus daarentegen, een latere held, brengt zijn vader tot zelfmoord door te vergeten met witte zeilen terug te varen, de afgesproken aanduiding van zijn overwinning op de Minotaurus, waardoor zijn vader bij het in zicht komen van de zwarte zeilen uit wanhoop in zee springt en verdrinkt. Parsival, een nog latere held, wordt alleen door zijn moeder opgevoed; de vader is van het begin af aan afwezig. Alle helden zijn in principe exponenten van de Zwarte Zon maar dat wordt pas duidelijk als je die ontwikkelingslijn in het oog krijgt.

Bij de Zwarte Maan, de Zwarte Zon en de Maansknopen gaat het over astrologische assen die symbool voor bewustwordingsprocessen staan. In je boek “De Vier Lichten” spreek je over een ‘verticale bewustzijnsrichting’. Is er een samenhang tussen deze assen en deze verticale bewustzijnsrichting?

De verticale bewustzijnsrichting heeft te maken met “het bewustzijn van het bewustzijn”; anders gesteld met de mogelijkheid dat je je bewust bent ervan dat je bewustzijn een universum is waarin andere wetmatigheden gelden dan die waarop het leven van alledag stoelt. Vanuit dat “tweede bewustzijn” zie je ook dat de vruchten van het bewustzijn in eerste instantie veel verleiding en grote gevaren met zich meebrengen in de richting van manipulatiemogelijkheden ten opzichte van je omgeving en de mensen daarin, met daaropvolgende uitbuiting van mens en wereld om je heen.

Daar zitten we met zijn allen anno nu volop in! Ouders manipuleren hun kinderen, kinderen hun ouders; chefs manipuleren ondergeschikten en vice versa; de media manipuleren de politiek en omgekeerd (censuur), om maar enkele voorbeelden te noemen. Met andere woorden: de eerste vruchten van het bewustzijn zijn altijd negatief, tegennatuurlijk ook, zelfs direkt tegen de natuur gericht, ook tegen de natuur van de mens zelf. Dit bewust­ zijn zegt een ondernemer dat een andere wijze van produceren meer oplevert, of dat een bepaalde teneur in de reklame meer oplevert. Het gaat daarbij altijd om een “meer”, nooit om een “beter”. Het omzetten van die initiële negativiteit in een uiteindelijke positiviteit is de funktie van dat “tweede bewustzijn”, wat ik de vertikale bewustzijnsrichting noem en vindt plaats langs een weg omzoomd door crises. De Zwarte Zon-as staat daar sym­bool voor; pas als die in het spel is, kan er naast een “meer” tegelijkertijd een “beter” ontstaan. Maar om het proces van deze as op gang te brengen is het noodzakelijk dat het bewustzijn voor zichzelf kiest en niet voor het scheppen van mogelijkheden tot een (nog) rijker leven ten koste van de omgeving. Dit kiezen voor zichzelf is het cruciale punt! Je kunt het ook aldus verwoorden: in eerste instantie staat het bewustzijn van de mens in dienst van het vergroten van zijn greep op het leven; het vormt een essentieel onderdeel van de “strijd om het bestaan”; pas in tweede instantie, nadat deze strijd gestreden is, verschijnt het keuze moment; het bewustzijn kan dan tevens ten dienste van zichzelf gaan werken, m.a.w. voor zichzelf kiezen. Slechts funktionerend binnen de strijd om het bestaan verkeert het bewustzijn in een toestand waarin het niet tegelijkertijd zicht heeft op het proces van waar­ uit het tot de eigen bewustwordingsaktiviteit komt, het mist dan de kracht om te voorkomen dat het zichzelf vergeet, met alle negatieve effekten vandien, zoals de genoemde manipulatiemogelijkheden. Pas als het bewustzijn kiest voor zichzelf, dwz. haaks gaat staan op zijn funktie binnen het “alledaagse”, kan deze kracht ontstaan. Pas dan ontstaat de mogelijkheid dat een grotere greep op het leven of op de omgeving vergezeld gaat van een grotere zingeving. Eigenlijk markeert het keuzemoment waarover we het nu hebben, het startpunt van alle spirituele aktiviteit: spiritualiteit is de “luxe” die een bewustzijn dat niet meer geheel en al wordt opgezogen in het scheppen van alsmaar meer (van hetzelfde), zich kan veroorloven .

Na die keuze begint het bewustzijn aan “de weg van de held”, een weg die weliswaar de luxe van de spiritualiteit biedt maar tevens een weg is waarop slechts met vallen en opstaan vordering wordt gemaakt. Op deze weg geldt het motto: geen progressie zonder regressie, hetgeen in de mythologie o.a. wordt aangegeven door de “krankzinnigheid van de held”. Er is voortdurend naast voortschrijding ook terugval, in de mythe van Orlando (Roelant) bij voorbeeld de fase van de “razende Roelant” (Orlando Furioso), een onderwerp dat vele kunstenaars in de loop van de eeuwen heeft geïnspireerd. We zien nu nogmaals dat de Zwarte Zon-as een moeilijker en gekompliceerder gegeven is dan de Zwarte Maan-as. Inderdaad, alle assen duiden processen aan, maar de Zwarte Zon-as is tevens de aanduider van “het proces”, bij wijze van spreken de blauwdruk ervan, want deze as symboliseert een proces dat van binnenuit ontstaat en duidelijk stadia en niveaus heeft, met telkens een “sprong” van het ene naar het volgende niveau, hetgeen het gevaar van terugval verklaart. De Zwarte Maan-as daarentegen duidt een procesmatig gebeuren aan dat zich onder externe invloeden voltrekt: de schepping is nu eenmaal wat zij is en de daarin verborgen wetmatigheden treffen ons van buitenaf. Men kan ook alleen maar via de Zwarte Zon-as terug naar de Zwarte Maan, deze laatste in zijn betekenis van de verborgen oorspronkelijke eenheid aan het begin van de schepping. De derde as, de as van de Maansknopen, ten slotte representeert de blauwdruk van de struktuur van het bewustzijn, iets dat pas vanuit het bewustzijn van de Diamant in het zicht komt. En het is ook de Diamant, als einde van het proces op de Zwarte Zon-as, die de aansluiting bewerkstelligt op de Zwarte Maan en de terugkeer naar de eenheid van de oorsprong mogelijk maakt. Pas op de Diamant is het bewustzijn van de mens transfenomenaal geworden; pas op de Diamant heeft het geen enkel tastbaar gegeven of obstakel meer nodig om aktief te blijven; pas op de Diamant kan het zich, in zijn komplete reflektie op zichzelf, zien als pure struktuur, dwz. als zijnde zonder enige inhoud anders dan deze struktuur.

Je beschrijft de Zwarte Maan als een verborgen potentieel of talent dat door bewuste inspanning kan worden bevrijd. Gaat het hier om talenten zoals die in het tweede Huis gevonden worden óf om iets geheel anders?

De Zwarte Maan staat zeker voor iemands grootste potentieel, maar het is een potentieel dat in ieders jeugd ondergesneeuwd raakt . Kosmisch gezien is dat een noodzakelijkheid omdat iemand die op dat potentieel zou kunnen blijven zitten als een speer door de wereld en het leven zou kunnen gaan, vanuit dat komplete potentieel alles en iedereen naar zijn hand zou kunnen zetten. Zoiets kan de kosmos niet toestaan want er zou geen sprankje werkelijke bewustwording ontstaan. Daarom heeft zij bij elke geboorte twee “politie­agenten” gestationeerd: een vader en een moeder. Enerzijds moeten zij het fysiek kwetsbare kind grootbrengen , anderzijds moeten zij het in zijn grootste potentieel beperken door dit te negeren, af te wijzen of buiten te sluiten. Iedereen wordt derhalve gefrusteerd door het ontbreken van respons op het meest komplete wat hij of zij meebrengt. Noodgedwongen moet iedereen zijn heil zoeken op het tegenoverliggende punt, Priapus,waarop / vanuit de omgeving juist een overmatige respons komt, noodgedwongen, want zonder respons sterft een kind! Daarom heeft Priapus de betekenis van “overlevingsstrategie”; de positie van Priapus in de horoskoop geeft aard en kenmerken van die strategie aan. Het gaat bij de Zwarte Maan dus niet om talenten van huis II want deze talenten moeten veelal moeizaam en met veel gezwoeg in vaardigheden (huis VI) worden omgezet, alvorens er via deze vaardigheden ambities of aspiraties (huis X) kunnen worden gerealiseerd. Het “verborgen talent” van de Zwarte Maan daarentegen is van meet af aan kompleet, in alle kompleetheid aanwezig, en behoeft geen enkele ontwikkeling (sgang) meer, het enig noodzakelijke is om er langs “de weg van de Zwarte Zon-as” naar toe terug te keren. In mythen, sagen en sprookjes wordt dit aangegeven door de schat, Zwarte Maan, die gevonden moet worden door de held (“the treasure hard to attain”), wat onveranderlijk tot een aaneenschakeling van avonturen, bewustwordingsavonturen (Zwarte-zon-as) , leidt. Het komt er dus op neer dat iemands grootste potentieel in direkte zin tot geen enkele bewustwording leidt maar, juist omdat het in de jeugd verloren gaat en de mens de mogelijkheid heeft om de drang te voelen om zijn grootste capaciteit tot uitdrukking te willen brengen, langs de indirekte weg van het ( bewustwordings ) avontuur daarentegen tot een maximum aan bewustwording kan leiden.

In “Handboek Astrologie” heb je de Zwarte Maan en de Zwarte Zon in de duidingen geïntegreerd. Geloof je dat de Zwarte Lichten horoscoopfactoren zijn die iedereen in zijn alledaagse leven kan omzetten? Vooral het concept van de Zwarte Zon en de Diamant is niet makkelijk te begrijpen!

Beslist wel! Iedereen wordt in zijn jeugd tot een overlevingsstrategie gedwongen en daardoor wordt de werking van de Zwarte Maan-as een feit. Priapus werkt dus altijd, en wel zeer heftig, maar het is de vraag in hoeverre de sprong terug naar de Zwarte Maan zal worden gemaakt. In alle gevallen werkt de Zwarte Maan dus als een zeer verborgen drijfkracht in het onbewuste van de ziel! In feite is het niet echt een sprong terug maar, via het bewustwordingsproces op de Zwarte Zon-as,een geleidelijk herontdekken van de grootste gave waarover je beschikt. In die zin is onze grootste gave altijd tevens onze grootste impuls tot bewustwording! Zoals de Zwarte Maan dus in eerste instantie “verboden gebied” is, wat wij uit dit gebied kunnen halen, wordt immers in eerste instantie door onze omgeving geweigerd, zo representeert de Zwarte Zon ons “vrije veld”. Ter kompensatie van het verbod dat de kosmos ons via de Zwarte Maan oplegt, schenkt zij ons via de Zwarte Zon een gebied (het huis waarin de Zwarte Zon zich bevindt) waarin niets of niemand ons kan konditioneren . Maar van een “vrij veld” is iemand zich natuurlijk, ook weer in eerste instantie, minder bewust dan van een “verboden gebied”. Het bewustzijn heeft subtielere antennes nodig, er moet al een vertikale bewustzijnsrichting zijn, om de aanwezigheid van dat vrije veld tot ons besef te brengen. Vandaar dat het ervaren van dit veld doorgaans later in het leven ligt dan het stuiten op het verboden gebied, dat meestal al voor ons zesde levensjaar gebeurt. Zolang het vrije veld niet als zodanig ervaren wordt, ervaart men veel verwarring op de levensgebieden die via de horoskoop door de Zwarte Zon worden beheerst. Er is op die gebieden een gebrek aan vorm en struktuur, aan houvast dus, in die levensgebieden is men een “zwerver”; of, bij een ander temperament, men loopt als een olifant door alle porseleinkasten. Want omdat men niet te konditioneren is op die gebieden, is men gedwongen een eigen vorm of struktuur, een eigen en authentiek houvast, te kreëren. Zo duidt de Zwarte Zon in huis IV er vaak op dat de vader, op wat voor wijze ook, afwezig is. Dat treedt in wat mindere mate op bij Zwarte Zon in huis X: de vader is dan bij voorbeeld zeeman. Bij Zwarte Zon in huis XI is het heel opvallend dat hoe asociaal het milieu ook geweest is, de persoon in kwestie op geen enkele wijze daardoor in zijn sociale instelling is geschaad.

Je kunt zeggen dat via de Zwarte Zon de mogelijkheid wordt gegeven trauma’s uit de erfmassa te doorbreken, hoe lang er van geslacht op geslacht ook in de verkeerde richting is gewerkt. Zo is Zwarte Zon is huis II een uitstekende stand om het familiekapitaal, indien aanwezig, er doorheen te jagen. Anders gesteld: een halt toe te roepen aan het materialisme dat zich in de familieziel heeft ingevreten. “Wee degene die langs dezelfde weg terugkeert”, zegt de joodse bijbel. Wee degene die langs de Zwarte Maan-as naar de Zwarte Maan terug wil, precies dus datgene wat de hele westerse wetenschap probeert te doen. Dit gegeven zit ook in het paradijsverhaal; Adam en Eva worden uit de perfekte volledigheid van het paradijs verdreven via de oostelijke poort en alleen via de westelijke poort mogen zij terugkeren, vandaar dat de oostelijke ingang wordt bewaakt door de engel met het vlammende zwaard. God kan niet toestaan dat zij na het eten van de Boom der Kennis (Zwarte Maan) ook nog, zonder inspanning, van de Boom des Levens (Zwarte Zon) zouden snoepen. Zelfs omkijken naar het verleden wordt gestraft, getuige het verhaal van de vrouw van Lot, die in een zoutpilaar verandert, en getuige de mythe van Orpheus, de goddelijke muzikant, die zijn Euridice voorgoed verliest als hij haar uit het dodenrijk terugleidt naar het leven en op het laatste moment omkijkt om te zien of zij wel echt achter hem loopt. Het verlossende principe , de Zwarte Zon, heeft eenduidig met de toekomst te maken en het verleden mag er geen direkte invloed op hebben, anders zou dit principe juist zijn verlossende kracht verliezen. Naast het stuk toekomst dat direkt uit het verleden voortvloeit, is er een stuk toekomst dat met ditzelfde verleden geen enkele band heeft. Dit laatste stuk behoedt de wereld voor het gevaar van de eeuwige herhaling en is de motor van de werkelijke ontwikkelingsgang van mens en wereld. Maar dit verlossende principe werkt alleen verlossend als men ook voor de verlossing kiest en niet blijft steken op het niveau van bewustzijn waarop dit bewustzijn zich alleen kan vergroten via het ontmoeten en overwinnen van konkrete obstakels, obstakels die hun wortels in het verleden hebben.

In het algemeen werken de meeste astrologen met de niet gecorrigeerde Zwarte Maan. Er zijn ook ephemeriden voor de gecorrigeerde Zwarte Maan, die ontstaat door de gravitatiekracht van de Zon. Beide ephemeriden, zowel de gecorrigeerde als de niet gecorrigeerde Zwarte Maan zijn gebaseerd op de “ideale ellips omloop” van de Maan. In “Meridian” januari 1995 werd een artikel van Dieter Koch geplaatst, waarin de auteur voorsteld een ephemeride van de Zwarte Maan te gebruiken, die de werkelijk astronomische correct berekende beweging van het Apogeum en het Perigeum als basis heeft. Deze ephemeride heeft dan géén As Zwarte Maan – Priapus (Apogeum – Perigeum). Jij hebt dit artikel gelezen. Wat is jouw mening over deze andere benaderingswijze van de Zwarte Maan?

De wens naar feitelijkheid speelt deze mensen parten. Het werkelijke perigeum is alleen perigeum als de Maan er precies in staat; evenzo het werkelijke apogeum. Deze twee punten zullen misschien een bepaalde werkzaamheid hebben op die momenten, maar het feit dat het werkelijke apogeum en het werkelijke perigeum nooit een as vormen maakt hen ongeschikt als aanduiders van de kosmische en universele processen die via de zwarte lichten in het astrologische stelsel werken. Koch’s stellingname duidt erop dat hij nog steeds met de “vorm” bezig is, niet met de erin aanwezige “energie”, laat staan met de in de “energie” verborgen “struktuur “. (*)

Men moet goed beseffen dat het domein van de zwarte lichten geen fysieke inhouden heeft, slechts metafysieke. En dat het bij de zwarte lichten om “struktuur” gaat en niet om “beweging”. Immers de Zwarte-Maan-as is de horoscopische aanduider van de gehele maan-ellips, dwz. van alle, mogelijke posities die door de Maan kunnen worden ingenomen via haar beweging. De Zwarte-Maan-as is eigenlijk de verzameling van alle Maanposities, zodat de beweging van de Maan voor haar geen enkele betekenis heeft.In Frankrijk is het idee dat Koch nu lanceert al zo’n twintig jaar geleden geopperd maar het heeft, voor zover ik weet, nooit tot een ephemeride geleid.

George, wat heeft de Aarde zelf hier nu mee te maken? Wat is haar rol hierin?

Natuurlijk heeft de Aarde veel met de zwarte lichten te maken: de Zwarte-Maan-as behelst het terro- lunaire systeem, de Zwarte-zon-as het terro-solaire systeem; Néroman heeft ze reeds als zodanig benoemd. Zonder de Aarde zijn er geen Zwarte Lichten, bovendien korreleren de Zwarte Lichten met de lege brandpunten van de ellipsen van Zon en Maan, terwijl de Aarde van beide ellipsen het andere brandpunt bezet. Met andere woorden: de Aarde is zowel de tegenhanger van de Zwarte Maan als, hoewel op een andere en subtielere manier, de tegenhanger van de Zwarte Zon. Juist vanwege die subtielere manier maken vele astrologen de fout om een sterke affiniteit te zien tussen de aarde en de Zwarte Maan en geen enkele affiniteit te onderkennen tussen de Aarde en de Zwarte Zon. Het Zwarte-Maan-principe overkoepelt alles wat geweest is, het Zwarte Zon-principe echter alles wat geweest is plus alles wat nog komen gaat, inklusief bij voorbeeld archetypen die nog niet ontstaan zijn: de Zwarte Zon, anders gesteld, representeert pas werkelijk het Universele! En daar de Aarde de kleinst mogelijke vorm is waarbinnen alles aanwezig is, is er tussen haar en de Zwarte Zon misschien wel een grotere affiniteit als tussen haar en de Zwarte Maan. De nederlandse dichter Lucebert drukt dit zeer simpel uit in de beginzin en de eindzin van een van zijn mooiste gedichten: “Er is alles in de wereld, het is alles” . De tegenstelling geocentrisch-heliocentrisch heeft met dit alles niets te maken. Het dubbele focus is simpelweg de dubbelheid van een toekomst die stoelt op een verleden en een toekomst die ons tegemoetkomt vanuit de toekomst. Mensen, en vooral mensen uit de alternatieve hoek, zijn voor dit laatste betrekkelijk ongevoelig, getuige bij voorbeeld dat er veel spraakwater door de zee gaat over hun vorige incarnaties, die zij nu aan het afwerken zijn maar geen woord over het feit dat men in datzelfde “nu” bezig is te bouwen aan volgende incarnaties. Een andere dubbelheid heb ik al genoemd: de aarde is onderdeel van twee systemen, beide geocentrisch, twee systemen met elk hun eigen inhoud.

Dat de aarde, esoterisch of anderzins, een teken zou beheersen is het vreemdste astrologische idee dat ik de afgelopen twintig jaar heb gehoord. De aarde is immers de plek waar alles samenkomt, de plek waar alles plaatsvindt. Anders gesteld: het Universum heeft geen tweede Aarde, bij voorbeeld cirkelend rond een andere ster dan de Zon, nodig om kompleet te zijn. Tegenover het geheel van planeten en lichten, die tijdsbepalende faktoren zijn, is de Aarde de plek waar de aaneengeschakelde momenten van de tijd vorm kunnen aannemen. Er is dus een dialektiek tussen de aarde en de rest van de hemellichamen, de dialektiek tussen de plek en het moment. Dat de Zon , inklusief zijn hele stelsel, met een snelheid van circa 72000 km per uur voortsnelt in de richting van het sterrebeeld Hercules, verandert daar niets aan.

Beste George, graag een laatste vraag. Wat is jouw opinie over het intreden van Pluto in het teken Boogschutter?

De entree van Pluto in het teken Boogschutter heeft derhalve geen essentieel andere betekenis als zijn entree in elk van de andere elf tekens. Pluto, als liquidator en vernieuwer, met zijn motto van “opruimen is de beste oplossing”, zal gedurende zijn reis door Boogschutter alle decennia lang gebruikte politieke en sociale smoesjes, alle schijn-spiritualiteit, ontmaskeren en vernietigen. Van de politieke schandalen (Schorpioen) zal het evolueren naar het schandaal van de politiek (Boogschutter). Pluto in Boogschutter tekent voor het failliet van de politiek als machtsstrukuur en voor een nieuwe ideënwereld die uit deze puinhopen zal oprijzen, in eerste instantie waarschijnlijk geleid door een aantal geniale individuen van het type “valse profeet”. Daarnaast, en dat is in verband met de Zwarte Lichten zeer belangwekkend, ontstaat er tijdens Pluto’s Boogschuttertrajekt voor iedereen de mogelijkheid het bewustzijn voor het bewustzijn te laten kiezen! Binnen het geheel van de dierenriem is de eerste graad van Boogschutter aanduider van deze keuzemogelijkheid. Boogschutter immers het dubbele teken binnen het vuurtrigon, dwz. het teken waarin zich twee nieuwe wegen openen, reden waarom de Zwarte Zon juist in dit teken in zijn “vreugde” staat. En geeft de pijl van de Boogschutter niet de vertikale bewustzijnsrichting aan?

Herzlichen Dank für dieses aufschlussreiche Gespräch, Liduina Schmed-Kik.

Copyright George Bode februari 1998 – 2006*

NAAR BOVEN

Zwarte Maan en Zwarte Zon
Het Ziels- en het Ik-proces

Menno Noordervliet

De Zwarte Maan-Priapus as is een enorme verrijking van het instrumentarium van de astroloog ten behoeve van de horoscoopuitleg. Hierbij moet ook in een adem de Zwarte Zon-Diamant as genoemd worden. Astrologen die de Noorder Maans knoop as gebruiken zullen in principe geen moeite hebben om de Zwarte Maan en Zwarte Zon te bestuderen en uiteindelijk te hanteren in de astrologische praktijk. Het zijn immers vergelijkbare astronomische punten. Om echter inzicht in deze principes te krijgen moet men wat meer moeite doen en het duurt meestal wat langer omdat we het hier hebben over een hoger en abstracter niveau dan de Zon, de Maan en de planeten.
Ik moet altijd denken, wat dit niveau betreft, aan een Natuurkunde leraar die aan een klas vol brave kinderen probeert uit te leggen hoe de zon, de maan en de planeten zijn ontstaan. Hij neemt daarbij een glas met water en een druppel olie die op het water drijft. De druppel is een soort bolletje. Hij steekt er een lange naald in en begint voorzichtig het bolletje in de rondte te draaien. Hoe langer hoe sneller totdat er zich kleine druppeltjes afscheiden en om de middelste druppel blijven heen draaien. De leraar zegt:” en zo ontstaan de planeten die om de zon heen draaien”. De meeste leerlingen knikken instemmend. Maar een slimme leerling vraagt : maar wie draait dan dat bolletje in het rondte en waarom? De leraar had, staande als het ware voor deze hogere factor die de ingreep voltrok en misschien ook wist waarom, zichzelf even buiten beschouwing gelaten.

De Noorder Maansknoop, Zwarte Maan en Zwarte Zon hebben met dit hogere metafysische niveau te maken. Het gaat daarbij om aansturing, het aangeven van richting, zingeving, om structuur en bewustwording.
De aarde en alle planeten draaien, zoals Kepler zo mooi heeft anngetoond, in ellipsen om de zon. Een ellips heeft, in tegenstelling tot een cirkel, een richting die in horoscoop daardoor een positie krijgt die door de dierenriem loopt.
In het bestek van dit korte artikel ga ik ervan uit dat de lezer ongeveer weet welke astronomische punten voor de Zwarte lichten staan. Zie hiervoor de boeken van George Bode. Voor de Zwarte Maan geld o.a. dat waar de Maan op de grootste afstand van de Aarde staat(apogeum) haar snelheid het laagst is. Hier zou ze theoretisch haar baan kunnen verlaten en de voortdurende herhaling beu zijn. Waar de Maan dichtbij de aarde staat en het snelst gaat is de Maan het meest Maan. Dit is het punt Priapus waar het proces van realisatie via de voortdurende herhaling het grootst is. Priapus is de naam een griekse vruchtbaarheid god wiens penis altijd in erectie is.

Er zijn astrologen die het helemaal niet nodig vinden om de Zwarte Maan. en Zwarte Zon bij de uitleg te betrekken. Ze vinden meestal dat ze al meer dan genoeg informatie hebben via de Zon,Maan ,de planeten, tekens en huizen. Hebben ze gelijk of laten ze hier geen enorme kans liggen? Ik kom ook astrologen tegen die het alleen over de zwarte maan hebben alsof dat een nieuwe punt is waarmee je een stuk verdieping en magie aanbrengt. Alsof het iets op zichzelf is. M.i. kan je de Zw.M. as niet duiden zonder de Zw Zon as erbij te betrekken en dit ook steeds in verband te zien en te brengen met de dialectiek tussen de Zon en de Maan .
Wat ik hier wil zeggen is dat de Zw. M. en Zw.Z. assen veel informatie geven hoe Ik-processen en Zielsprocessen verlopen. We moeten dan vooral kijken naar de positie van deze assen in de tekens en huizen van de horoscoop. Uiteraard zijnde aspecten met andere punten en planeten van belang. Deze processen hebben altijd weer hun effect qua niveau en intensiteit op het functioneren van de Zon ,de Maan en de Ascendant in de horoscoop.
In de esoterie staat de Zon voor het geestelijke, het creatieve bewustzijn en het dagbewustzijn en de Maan o.a. voor de ziel en het nachtbewustzijn . We kennen allemaal de trits Geest Ziel en Lichaam. De Ziel is de bemiddelaar tussen geest en stof. Dat kan de Ziel alleen maar doen als ze zowel geestelijke als aardegerichte kwaliteiten bezit. Zielen zouden ook volgens R. Steiner via de Maansfeer hier op aarde incarneren. De Maan is dan een soort geboorte kanaal.
In de diepte psychologie staat deze trits voor Ik, persona en lichaam(gedrag). Hierbij is het Ik(Zon) het centrum van het bewustzijn. De persona(Maan) is de tegenhanger van het koppel anima(Zw.M.) en animus(Zw. Z.). Der persona kan je dan zien als de brug naar de buitenwereld. Met andere woorden hoe je een functionele aanpassing aan je omgeving vindt. De anima ,animus de brug naar de binnenwereld. De dieptepsychologie heeft voor het eerst in de geschiedenis de psyche en het lichaam als een psycho-somatische eenheid gezien en beschreven.
Overigens denk ik dat de Anima zowel met de Maan en de Zwarte maan te maken heeft. De Anima is de onbewuste vrouwelijke kant in de man. De Animus functie, de onbewuste manelijke kant in de vrouw wordt is mijn ervaring zowel door de Zon als de Zwarte Zon vertegenwoordigd.
In principe hoeft deze esoterische opvatting niet in strijd te zijn met dieptepsychologie. Volgens mij vullen deze benaderingen elkaar aan en bevatten allebei een zekere waarheid. Afhankelijk van de ontwikkeling en bewustzijnsniveau van een persoon zal meer de geestelijke of ware kanten dan wel ego kanten van de Zon de boventoon voeren dat geld ook denk ik voor de Ziele kwaliteiten of de Persona(masker) kwaliteiten van de Maan. De positie en sterkte van de Zw. Maan en Zw. Zon in de horoscoop geven ook een aanwijzing welke hier bovengenoemde kanten er meer zullen uitspringen.

Je ziet dat astrologen afhankelijk van hun benadering voor de een of de andere kiezen. Maar ons Ik is van geesteijke oorsprong en onze persona is een afgeleide, een operationalisatie van onze individuele ziel. Onze ziel/ Maan is voortdurend de potentie van ons Ik, de Zon aan het verwezenlijken en op aarde vorm te geven(ascendant). De Zwarte Maan bijvoorbeeld speelt in dit verwezenlijken een hele grote procesmatige rol. De Zw.Maan en Zw. Zon nu verschaffen veel informatie hoe deze Ik- en zielsprocessen verlopen. Wat al in de Zon en Maan als duiding potentieel aanwezig is worden door deze principes helder uiteengezet en in kaart gebracht. Hierbij wordt ook een niveau verschil, die zeer betekenisvol is , aangegeven.
Zoals we allemaal weten en ervaren is het Ik en de persoonlijkheid geen constante factor maar eerder onderhevig aan voortdurende ontwikkeling, groei ,verandering, bewustzijns verandering. “Het Ik is een voorlopige veronderstelling omtrent ons zelf “zoals de psychiater C.Schuurman voortdurend zei.
Voor het Ik geldt dat er sprake is van groei en ontwikkeling maar ook van blootleggen van verborgen of verdrongen aspecten van ons wezen. Dat laatste zou je ook individuatie kunnen noemen. Een proces van worden die je in wezen bent waarbij je aspecten van je wezen blootlegt en weer integreert.

Het zielsproces of Zwarte Maan as proces is een proces waarbij je potentie via Zw.M en Priapus verwezenlijkt wordt. Het is een realisatie proces van ziels en innerlijke kennisinhouden. Aanvankelijk wordt die potentie in je kinderjaren geweigerd door de cultuur van je omgeving en wordt je gedwongen een proces door te maken om een overlevingsstrategie (Priapus) te ontwikkelen. Die overlevingsstrategie staat in dienst van je Persona die uiteindelijk een brug moet slaan naar de aardse realiteit. We hebben nu eenmaal ook een vorm van aanpassing nodig anders kunnen we in dit ondermaanse niet functioneren.
We creëren daarmee een veld waarin het Ik zich kan gaan ontwikkelen, onderscheiden en tot expressie kan komen.

Het Ik proces is in aanleg een creatief proces. Het wezen heeft drie belangrijke vermogens: identificatie, transcendentie en integratie. Door identificatie bouw je een Ik en identiteit op. Vervolgens laat je niet meer relevante identificaties los om je grenzen te verleggen en je te verruimen(trancendentie). Het vermogen tot integratie maakt weer een nieuwe verhoogde Ik- vorm, een synthese. Deze processen herhalen zich veelvuldig en worden m.i. aangestuurd door de Zwarte.Zon- Diamant as. Het Ik start vanuit een ongediffentieerde bron. In werkelijkheid is het de ontwikkeling van essentie van iets onpersoonlijks naar iets persoonlijks. Anderen benoemen het wellicht als God die een menselijk persoon, een individu wordt. De diamant is dan de meest persoonlijke realisatie van het goddelijke, wezenlijke of essentiele in jezelf. Of misschien staat het wel als proces voor de afronding van de persoonlijkheid die essentieel is. Of voor het realiseren van God of Christus in je zoals dat gezien wordt in de Gnosis.
De Zwarte Zon as geeft ook de weg van de held aan. Er zijn vele mythen die van dit proces van bewustwording getuigen. In onze Christelijke traditie is het verhaal over Parcival die op zoek is naar de Graal een mooi voorbeeld. Hij start als een naïeve jongeling die de potentie heeft om Graalkoning te worden en die op zoek is naar het wezenlijke, de essentie( de Graal). Na vele avonturen,via vallen en opstaan, via confrontaties met Anima figuren vind hij uiteindelijk de Graal.
De Zwarte Zon as is ook de weg van het hart en de liefde. Zonder het hart is het vinden van het wezenlijke, de essentie niet mogelijk. Realisatie van essentie geeft ons de mogelijkheid boven tegenstellingen, van bijvoorbeeld het dag en nachtbewustzijn en van bijvoorbeeld de verschillende tegengestelde planeetkrachten, uit te groeien. Door mededogen te hebben en de juiste vraag te stellen verlost Parcival de zieke verwonde Graalkoning. De oude zieke Graalkoning was een gevangene van de tweeheid . Hij was gewond in zijn seksualiteit en ego en kon niet meer boven de tegenstellingen uit komen. Het creatieve en wezenlijke van hem was zodanig aangetast, dat hij niet boven de tweeheid uitkwam, en dan is iemand niet alleen ziek, maar hij maakt ook ziek.

De anima en animus speelt altijd een belangrijke rol in het verwezenlijken van de innerlijke opdracht van de held(in). Het proces van de Zw.Maan en Zw.Zon brengt ons ook in contact met onze binnenwereld. In zekere zin is het ook het proces van ons in contact brengen met onze innerlijk goden paar. Een godenpaar dat we in eerste instantie op onze ouders projecteren en later via een andere inhoud op geliefden. Dat is ook de reden dat verliefdheden zo heftig kunnen zijn omdat ook altijd iets van die hogere abstracte godenwereld er in mee klinkt en ons dat highe gevoel geeft. Aan de ander kant wordt partnerkeuze ook sterk bepaald door de totale positie van de Zon en de Maan in de horoscoop. Een vrouw bijvoorbeeld zal in eerste instantie meer vanuit haar Maan leven en reageren. De Zon en de Zw. Zon zijn relatief onbewuste kanten. Zij zal een partner kiezen die bepaald wordt door de positie van de Zon in teken en huis, de aspecten die de Zon maakt en in welke graad de Zon staat. De positie van de Zw.Zon speelt hier ook een belangrijke rol in mee. Dus de totale positie van haar Zon. In de loop van haar relatieleven zal ze deze projectie steeds meer terugnemen en bewustworden dat ze zelf die Zonne krachten en processen in zich heeft. Dat hoeft overigens niet het einde van de relatie te betekenen. Zeker niet als het hele proces iemand dichter bij zijn kracht of( liefde) gevoel gebracht heeft.
De tijd van partnerkeuze wordt in mijn ervaring ook bepaald door de progressieve Maan en de progressieve Zwarte Maan. Verliefdheden op, of fascinaties voor anderen starten ook vaak bij transits van de langzame planeten op de Zwarte assen. Zij zijn tevens vaak de start van hele persoonlijke bewustwordingsprocessen.
Ik stel me voor als het proces van in contact komen met het innerlijk godenpaar en of het wezenlijke door een goede samenwerking van Zw.Maan en Zw.Zon bewerkstelligd wordt.Dat dan Priapus door zijn nooit aflatende herhaling in dienst gaat staan van het slijpen van de Diamant. Het realiseren van een wezenlijk, essentieel Ik en persoonlijkheid.

Menno Noordervliet

Feb. 2004

NAAR BOVEN

Het laatste avondmaal,  Leonardo da Vinci

De twaalf archetypen van de zodiak

Door: Menno Noordervliet

In de vorige Sfinx heb ik  beloofd iets te schrijven over de manier waarop Leonardo da Vinci de twaalf archetypen van de dierenriem in zijn schilderij Het laatste avondmaal heeft verwerkt. Een sterke symboliek spreekt uit dit monumentale werk en in de gezichten van de discipelen is duidelijk de expressie te herkennen van de twaalf dierenriemtekens. Volgens mij had Da Vinci een diepgaand inzicht in deze materie en heeft hij dat doelbewust en speels in dit schilderij toegepast. In dit korte artikel kan ik slechts een summiere uitleg geven. Twintig jaar geleden heb ik over dit onderwerp iets gelezen in een boek van een zekere van Schilfgaarde meen ik me te herinneren. Hij legde een relatie tussen de dierenriem en dit werk van Davinci.
De speculatie van Brown dat in de schildering van het Laatste Avondmaal door Leonardo da Vinci Maria Magdalena staat afgebeeld, wordt door professor en Da Vinci-specialist Zöllner van de universiteit Leipzig becommentarieerd: In de omvangrijke nalatenschap van Da Vinci bevindt zich niet “de geringste aanwijzing voor solches Zeug“. Het boek is volgens hem zo absurd als de stelling dat de aarde plat is.

Om te beginnen drukt het getal 12 het kosmische geheel uit. De twaalf discipelen zou je kunnen zien als een kosmisch netwerk. Jesus noemde ze vissers van mensen die hun netten moesten laten liggen om met hem mee te gaan en als zijn discipelen als het ware te netwerken in dienst van het evangelie.
Da Vinci heeft de twaalf dierenriemtekens fysiek heel treffend weergegeven. Wel is het enigszins een zoekplaatje geworden, want hij heeft de dierenriem in de juiste vier groepjes van drie (hoofd-, vaste en beweeglijke tekens) verdeeld, maar de groepjes niet op volgorde gezet. Het thema drie en vier komt weer terug in de drie ramen op de achtergrond en de vier panelen aan de zijkant. Drie is het getal van de schepping, het creatieve, terwijl vier het getal is van het aardse. Jezus zit natuurlijk precies in het midden van het schilderij voor het middelste venster. Hij vertegenwoordigt als dertiende figuur het geheel, de complete mens. Hij heeft zowel mannelijke als vrouwelijke trekken.

Elke discipel reageert hier op zijn wezenlijke manier op het moment dat Jezus de uitspraak doet: ‘Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: een van u zal Mij verraden.’
Ik behandel hier de reacties van de discipelen vanaf Vissen terug in de dierenriem, dus in omgekeerde volgorde.
Aan Jezus’ rechterhand zit de Vis, het twaalfde teken. De Vis, hoogst waarschijnlijk beeldt hij hiermee de lievelingsdiscipel Johannes uit, is het verst in ontwikkeling. Hij staat het dichtst bij Jezus, zijn gewaad is qua kleur tegenovergesteld aan dat van de Meester. Hij ziet er zeer gevoelsmatig en vrouwelijk uit en onderneemt niets. Hij weet dat het lot zich zo moet voltrekken, maar heeft er wel sterke gevoelens bij. Daarnaast manifesteert zich de Waterman (Petrus) die opkomt voor Jezus en hem wil verdedigen met een mes. Hij zoekt de waarheid en wil ook tot actie komen. Misschien vraagt hij aan de Vis wie de verader is en zijn mes hoeft hij alleen maar om te draaien om de boef (Judas, de Steenbok die naast hem zit) te raken. Judas wijkt terug als hij de woorden van Jezus hoort, hij heeft de buidel met zilverlingen al in zijn rechterhand. Hij voelt zich betrapt en schuldig en hij vertegenwoordigt daarmee de kant in mensen die tot verraad (ego) van het wezenlijke kunnen komen.
Helemaal rechts zit het groepje Boogschutter, Schorpioen en Weegschaal. Ze zijn hevig aan het discussiëren over de vraag wie van hen Jezus nu zou kunnen verraden. Als je deze Boogschutter een boog in handen zou leggen, zou de pijl gericht zijn op Judas. De Schorpioen zoekt naar de diepere gronden. Hij kijkt helemaal niet meer naar Jezus, maar verdiept zich totaal in de vraagstelling. Hij heeft het uiterlijk van Leonardo zelf. Zie Leonardo’s zelfportret.
De Weegschaal helemaal rechts in beeld wikt en weegt: wie het zou kunnen zijn? Met zijn handen lijkt hij iets af te wegen. Hij heeft een zacht Venusgezicht.
Rechts naast Jezus zit de Maagd (in de cirkel van de dierenriem staat Maagd tegenover Vissen). Dat koppie van de Maagd ziet er heel rationeel en eigenwijs uit. Hij steekt zijn vinger omhoog en vraagt aan Jezus: ‘Ben ik het soms?’ Een heel belangrijke fase in de bewustwording. Je  zou het zélf wel eens kunnen zijn! Bij Maagd begint de zelfbezinning. Daarnaast de Leeuw. Hij reageert vanuit zijn hart en wil zijn meester beschermen. Het ziet er bijna uit als een omarming. Hij heeft een krachtig Zongezicht. Daarnaast de Kreeft. Die reageert helemaal vanuit de emotie. Hij ziet het hele drama van het verraad al voor zich. Zijn  gezicht en gebaren zijn dramatisch, bijna vrouwelijk. Hij heeft een Maangezicht.
Helemaal links in beeld het groepje Stier, Ram en Tweelingen.
De Tweeling  houdt duidelijk zijn twee handen voor zich uit. De handen zijn het intelligentste en meest beweeglijke deel van het lichaam en vallen onder het teken Tweeling. De Tweeling heeft ook een denkhoofd. De Stier, helemaal links in beeld, staart met stomme verbazing naar Jezus. Hij vertegenwoordigt de gewaarwording en misschien wel het herkauwen van de opmerking van zijn meester. Tweede van links is de vurige  Ram. Hij komt impulsief in actie. Onbewust weet hij dat de Waterman een gevaarlijke actie wil beginnen en hij probeert hem tegen te houden. Hij heeft een stevig Marsgezicht. De Ram weet niet wat de Vis weet, maar onderneemt wel instinctief het goede. Zo is de cirkel weer rond.

.

In ‘De Da Vinci Code’ is veel aandacht voor het meesterwerk ‘Het laatste avondmaal’ van Leonardo da Vinci. Dan Brown stelt dat er diverse aanwijzingen in deze fresco-achtige muurschildering verborgen zitten. Maar is dat ook zo?
Hoofdpersoon Robert Langdon stelt in ‘De Da Vinci Code’ dat de persoon die op de muurschildering ‘Het laatste avondmaal’ van Leonardo da Vinci rechts naast Jezus aan tafel zit, niet de apostel Johannes is, zoals algemeen wordt aangenomen. Het is Maria Magdalena. Dit kun je duidelijk zien aan het vrouwelijke gelaat.
Het is moeilijk om hier met zekerheid iets over te zeggen, aangezien Leonardo zich er nooit over heeft uitgelaten en we het hem niet meer kunnen vragen. Maar volgens kunstkenners is het hoogstwaarschijnlijk gewoon de apostel Johannes. Het was in de 15e en 16e eeuw gebruikelijk om Johannes baardloos en verfijnd af te beelden. Nog steeds wordt de apostel Johannes meestal baardloos afgebeeld

In Jeruzalem, net voor het joodse Paasfeest, vond volgens het Nieuwe Testament het Laatste Avondmaal plaats. Geen gewoon diner, daar vele gerechten traditioneel vaststonden, en geen willekeurig gekozen gasten, maar de 12 discipelen van Jezus Christus. De Bijbel noemt niet expliciet de namen van al deze gasten, noch wordt daarin een beeld gegeven van hun plaatsing aan tafel. Dat viel ten deel aan Leonardo da Vinci in 1488, toen hij Het Laatste Avondmaal schilderde, waarop hij de aanwezige gasten uitbeeldde en aangaf waar zij zaten (van links naar rechts):

  1. Bartholomeüs
  2. Jacobus de Mindere (Minor)
  3. Andreas
  4. Judas Iskariot
  5. Petrus
  6. Johannes
  7. Jezus Christus
  8. Jacobus de Meerdere (Major)
  9. Thomas
  10. Filippus
  11. Mattheüs
  12. Taddeüs (Judas)
  13. Simon

Het laatste avondmaal wordt jaarlijks herdacht op Witte Donderdag.
De Heilige Graal is de beker waaruit Jezus dronk tijdens het laatste avondmaal.
[bewerken]

NAAR BOVEN

Mozart

(27-1- 1756 tot 5-12-1791)

Een wonder horoscoop van een wonderkind!

Menno Noordervliet.

In dit Mozart Jaar past wel in Astrofocus een overdenking van zijn horoscoop. Mozart is 250 jaar geleden in Salzburg, Oostenrijk geboren
De film Amadeus is al weer meerdere keren dit jaar op de TV verschenen. Een mooi, maar zeer ten dele op waarheid gebaseerd verhaal. Het laat in ieder geval op dramatische manier een dialoog zien tussen aan de ene kant de genialiteit van Mozart en aan de andere kant de middelmatigheid van Salieri en alle andere mensen om Mozart heen. De hofcomponist Salieri klaagt God aan dat Hij Mozart, deze obscene jongeling, in plaats van Salieri zelf uitverkoren heeft om de stem van God op aarde te vertegenwoordigen. Salieri is hier zo jaloers op dat hij besluit Mozart te vernietigen en God te overwinnen.

Is het genie van Mozart uit zijn horoscoop te verklaren? Of moeten we denken aan de reïncarnatie van een muzikaal genie? Of aan erfelijkheid? Zijn vader en zuster waren ook zeer muzikaal. Misschien spelen al deze drie factoren tegelijkertijd wel een rol. De horoscoop spreekt m.i. in ieder geval duidelijke taal. Alle factoren die een genie kunnen voorbrengen zijn verzamelt in de horoscoop van Wolfgang Amadeus Mozart. Hoe krijg je dit voor elkaar vraag ik me af. Welke geniale kosmische orkestmeester heeft dit staaltje van kosmische planning gerealiseerd!
Mijn stelling: er moeten in de horoscoop meerdere factoren op meerdere niveau’s een rol spelen wil dat een heel bijzonder persoon of een genie opleveren!

Leven en werk Mozart
Op Internet is veel informatie te vinden over het boeiende leven van Mozart. Hier een korte compilatie.
Tijdens zijn korte leven heeft Mozart nooit opgehouden met componeren. Hij laat een immens oeuvre na van bijna 700 opusnummers. De term opus duidt een muziekstuk aan met zijn nummer in het volledige oeuvre.
Bovendien is het zeer gevarieerd en omvat het onder andere volgende genres:
– opera’s,
– symfonieën,
– concerto’s,
– kamermuziek
Mozart wordt algemeen beschouwd als het grootste fenomeen tot nu tot op het gebied van de scheppende toonkunst. Zijn creatieve begaafdheid openbaarde zich reeds op vijfjarige leeftijd. Hij bespeelde vier instrumenten: piano, orgel, viool en altviool. In historisch perspectief bezien blijkt Mozart een figuur met talrijke facetten te zijn.
In zijn hoofdzakelijk in Salzburg geschreven kerkmuziek zijn nog vele barokelementen te vinden. In de jaren zeventig werd hij door de geest van de ‘Sturm und Drang’ geraakt en componeerde hij werken die duidelijke voorboden van de romantiek zijn. Op sommige gebieden verwerkte hij op persoonlijke wijze wat door anderen gevonden was; zo was Joseph Haydn zijn grote voorbeeld op het terrein van het strijkkwartet, waarin Haydn voor het eerst de ‘thematische dialectiek’ voor vier zelfstandige en gelijkwaardige instrumenten gerealiseerd had. Grondlegger was Mozart op het gebied van het pianoconcert. De wijze waarop hij – te beginnen met het concert in Bes (1784, KV 450) – tegenover het solo-instrument een rijk bezet orkest plaatste, waarin de blaasinstrumenten een zelfstandige dialoog met de piano voeren, was volkomen nieuw; zijn concerten zijn het voorbeeld voor alle latere componisten gebleven. In zijn Italiaanse opera’s (m.n. de opera buffe Le nozze di Figaro, Don Giovanni en Così fan tutte) bereikte hij de synthese tussen tendensen uit de Napolitaanse opera, de Italiaanse opera buffa, de opéra-comique en zelfs uit de tragédie-lyrique en hij stelde hierdoor alles in de schaduw wat tot dan op dit gebied gecomponeerd was. In Die Zauberflöte legde hij tevens de grondslag voor de ontwikkeling van de Duitse romantische opera. Slechts zelden doorbrak hij de traditionele vormen; zijn natuurlijk gevoel voor harmonie en evenwicht verzette zich hiertegen. Wel verbond hij vaak bepaalde bestaande principes tot een nieuw geheel, zoals de sonate- en de rondovorm in zijn latere kamermuziekwerken, en de homofone en de polyfone schrijfwijze in het strijkkwartet in G (KV 387) en de symfonie in C (KV 551).
Mozarts leven valt voor het grootste deel in de tijd van het ‘ancien régime’, maar hij zal niet ongevoelig geweest zijn voor verschijnselen die de nadering van een nieuwe tijd, van een ingrijpende verandering van de maatschappelijke verhoudingen aankondigden. Van huis uit gelovig rooms-katholiek, was hij evenzeer aangeraakt door de ideeën van de Verlichting. Dit zal er mede toe geleid hebben dat hij zich in 1784 bij de vrijmetselarij aansloot. Voor zijn verdere ontwikkelingsgang als componist was dit van groot belang (men denke aan o.a. de Maurerische Trauermusik, 1785; KV 477); het hoogtepunt van deze ontwikkeling vormt de opera Die Zauberflöte, waarin maçonnieke ideeën een grote rol spelen.
De evenwichtige vormgeving en de melodische rijkdom van zijn werken en het schijnbare gemak waarmee zij werden geschreven (Mozart componeerde ruim 700 werken in ca. 30 jaar), hebben lange tijd verhinderd dat de hoorder zich voldoende bewust was van de muzikale diepgang van zijn werk.
S’Werelds meest excentrieke figuur en componist, leefde kort maar uitbundig, en liet zijn nalatenschap achter met de meest schitterende werken en heeft vele componisten na hem enorm beïnvloed en geïnspireerd.

Wonder Horoscoop

Het is m.i. een uitzonderlijke horoscoop omdat op meerdere niveau’s, ik noem er hier vier, er sprake is van een bijzondere combinatie van factoren

  1. De bewustzijnsassen Noorderknoop en Zwarte lichten staan sterk
    2. Een aantal planeten staan zeer sterk. Maken ook aspecten met het Asc. En MC.
    3. Heel veel planeten op verhogingsgraden waardoor extra bekrachtingen van planeten en punten ontstaan.
    4. Veel planeten staan in bijzondere graden van Janduz!
  2. Bewustzijnsassen

Wat direct opvalt, is dat de Noorderknoop zich op de ascendant bevindt en de Zwarte maan op het MC! Alle vier de hoekhuizen zijn dus bezet door deze assen! Gedurende zijn leven gaan deze assen bovendien nog een scherper onderling aspect maken!
Inde structurele astrologie van George Bode zijn de Noorderknoop en de Zwarte lichten assen de metafysische aansturende elementen in een horoscoop. Als deze assen op de hoekhuizen staan kan je al spreken van een bijzondere horoscoop met een hoog bewustzijns niveau en een enorm potentieel.
Als je de Zuidermaansknoop als het kosmisch cadeau dat je meekrijgt bij je geboorte duidt zie dat daar bovendien nog Uranus op staat. Mijn ervaring is dat planeten op de Zuiderknoop vaak een extra talent aanduiden. Nachtheer van het 5e huis en dagheer van 6. Creativiteit en werken en nog eens werken op een vernieuwende manier zaten in zijn structuur. Hij componeerde al vanaf zijn 5e levensjaar en trad ook al op! Toen de secundaire Zon op zijn 35e jaar op deze Zuiderknoop en Uranus stond is hij door overwerk, uitputting en ziekte gestorven.
Uranus op de Zuiderknoop geeft wel de mogelijkheid om met talenten uit het verleden vernieuwend om te gaan.

Met zijn Zwarte maan op het MC en sextiel met Neptunus kan je terecht spreken van een goddelijk muziek kanaal. De uitspraak van Salieri in de film Amadeus was zo gek nog niet.
Zwarte Maan op het MC geeft bovendien aan dat Mozart een grote mate van uniciteit bezit.

  1. Planeten niveau

Mozart was een super Waterman! Vier planeten in Waterman en waaronder heer1 en 10! Mecurius (heer 1en 10) in Waterman in het creatieve 5e huis! Wat een oeuvre heeft dit excentrieke genie voortgebracht. In zijn muziek zijn alle elementen van Waterman te herkennen: Een breed scala van stijlen, menselijk, vernieuwend, onconventioneel, hemel en aarde verbindend en harmonieus. Zijn Zauberflöte heeft bovendien nog een zeer spirituele inhoud. Dat is voor ingewijden, waar de meeste mensen absoluut geen weet van hebben
Zijn Zon conjunct Saturnus en Mercurius oppositie Neptunus in harmonie met MC geven ook aan dat zijn muziek en persoon een groot maatschappelijk belang uitdrukken en vertegenwoordigen. Zij enorme intensiteit en power wordt ook nog eens weergegeven door de exacte conjunctie Maan en Pluto in Boogschutter sextiel Jupiter in Weegschaal. Zijn leerling Beethoven had een Maan Zon conjunctie op dezelfde plaats.
In het leuke boekje: Astrologie Anders van Azgarde( pseudoniem voor Gary Goldschneider) noemt de schrijver de week van 23 t/m 30 januari de week van het genie. Volgens hem worden er al meer geniën in het teken Waterman geboren maar vooral nog extra in die week.

  1. Verhoging

Wat deze horoscoop ook zo krachtig en uniek maakt is dat hij enorm veel punten en planeten conjunct aan verhogingsgraden heeft staan. De planeten of punten in zo’n graad ondergaan een intensivering. Het zijn a.h.w. doorlaat openingen voor extra kosmische energie. Veel verhogingsgraden hebben ook een correlatie met bekendheid en beroemdheid. Mozart heeft 10 verhogingsgraden! Dat kom je bijna nooit tegen. Een planeet mag met een verhogingsgraad een orb van 1 graad hebben.. Dan gebruik ik de verhogingsgraden van Vehlof die Bode ook gebruikt. Deze worden o.a. door de guldensnede bepaald. Mc. 9 e graad Tweelingen, Mars 1e graad Kreeft. Asc. 13e graad Maagd Noorderknoop 13e graad Maagd, Jupiter 19e graad Weegschaal Zon 8e graad Waterman, Mercurius 9e graad Waterman Uranus 14e graad Vissen, Zuiderknoop 13e graad Vissen en Zwartemaan 9e graad Tweelingen. Bovendien staan Zon en Mercurius(heer1en 10) in een verhogingsgraad die Neptunes als heer heeft! De radix Neptunus staat al oppositie Zon Mercurius. Dit is voor een musicus wel een heel goede combinatie.

  1. Graden van Janduz

Als je de graden van Janduz bij deze horoscoop betrekt zie nog een keer het verschijnsel dat er een unieke combinatie van factoren aan toegevoegd wordt.
Zon 8e graad Waterman, een graad van “innerlijke onafhankelijkheid”.
Nou dat kan je wel stellen bij Mozart. Mozart, die zich volledig bewust was van zijn talent had zich in Wenen gevestigd als ‘vrij kunstenaar’; dit is: niet aan kerkelijk noch wereldlijk hof gebonden. Bij het overgrote deel van het publiek wekt Mozart meer bevreemding dan bewondering op, en bij de meeste van zijn collega’s alleen maar onbegrip en naijver

Maan 18e graad Boogschutter: “Mentale overvloed of waanzin”.
Dit is een graad die vaak genieën oplevert die op het randje van de waanzin leven.
Mercurius 9e graad Waterman : “Beheersing”. Spreekt voor zichzelf. Hij speelde zelf naast het componeren 4 instrumenten.
Venus 30e graad Waterman : “Grootsheid, aanzien en verhevenheid”. Dit is het beeld van een koning die naar zijn troon loopt. Mozart trad al vanaf zijn 5e levensjaar op aan alle hoven van Europa! Ook in Nederland voor de Oranjes.
Mars 1e graad Kreeft Gehechtheid en aanhankelijkheid. Hij was zeer toegewijd aan zijn familie vrouw en kinderen.
Jupiter 19e graad Weegschaal. “Heerszucht”. Hij was zich bewust van zijn enorme talent en wilde daarmee ook invloed uitoefenen.
Saturnus 2e graad Waterman “ Waardevol”. Dit is een zeer spirituele graad.
Uranus 14e graad Vissen: “Intelligent werk”. Hier nog een extra accent op werk. Uranus was al heer 6.
Neptunus 10e graad Leeuw “Gevaarlijk”.
Pluto 18e graad Boogschutter.”Mentale overvloed of waanzin
Probeer deze geweldige combinatie van graden maar eens in één horoscoop terug te vinden.
Kracht en genialiteit springen eruit! Merkwaardig is dat Neptunus in een wat gevaarlijke Leeuwgraad staat. Maar in de tekst staat “hier heersen wetten die niet van deze wereld zijn”. Dat is precies het gevoel krijgt als je het leven van Mozart beziet. Ook al dat hij gestorven is tijdens het componeren van zijn prachtige requiem.

Deze combinatie van bovengenoemde 4 niveau’s en factoren is m.i. uitzonderlijk en verklaart voor een groot deel waarom de persoon die op dit tijdstip geboren mocht worden een dergelijk muzikaal genie is. Of is hij een genie omdat hij dit tijdstip uitgekozen heeft? Hij is in ieder geval de geniale creatieve uitdrukking van één kosmisch moment. Een lichtbaken in de schakel van al die kosmische momenten hier op onze Aarde ooit geweest zijn of zullen zijn.

Te raadplegen literatuur:

Perspectief en Niveau in de horoscoop, George Bode, Schors 1984

Verhoging en Val, Willem Venerius, 1980 ( te downloaden via internet)

Beeldengids van de Dierenriem, Koppejan, Ankh Hermes, 1990

NAAR BOVEN

 

DECANATEN 1. De bruiloft van tekens en planeten

Uit het cahier ‘Decanaten’ (ongepubliceerd)

George Bode

De verdeling van de dierenriemtekens in decanaten is niet deze verdeling zelf maar hun structurerende krachtenspel dat de tekenovergangen versoepelt. De grondslag van dit krachtenspel wordt gevormd door de specifieke koppelingen tussen deze stukken van tien graden en de planeten. Door de eeuwen heen zijn er, naast de oorspronkelijke en door de traditie overgeleverde ‘Babylonische decanaatsindeling’, nog twee andere ontstaan. Bij de meeste auteurs blijft dit gegeven echter onbesproken, zelfs onder degenen die beweren een esoterische invalshoek te hebben. In ‘Perspectief en Niveau van de Horoscoop’ (Uitg. Schors) heb ik tamelijk ongenuanceerd gesteld dat de genoemde decanaatsindeling de enig juiste is. Deze mening ben ik nog steeds toegedaan en ik zal hem thans voorzien van een genuanceerd bewijs, waarbij het hele astrologische stelsel is betrokken.

Naast de ‘Babylonische indeling’, die de heerschappijen over de decanaten toekent op grond van de volgorde van de ptolemeïsche planeetsferen (Saturnus, Jupiter, Mars, Zon, Venus, Mercurius, Maan), die identiek is aan hun volgorde que snelheid, is momenteel een tweetal andere in gebruik. De eerste ervan is aldus opgebouwd.: over het 1ste decanaat van elk teken heerst de tekenheerser zelf – Ram-1/Mars -, over het 2de regeert de heerser van het volgende teken van hetzelfde element – Ram-2/Zon, heerser van Leeuw – en het 3de decanaat valt toe aan de heerser van het laatste teken ervan, Ram-3/Jupiter, heerser van Boogschutter. De tweede indeling heeft een soortgelijke opbouw: het 2de decanaat van elk teken wordt toegewezen aan de tekenheerser zelf om reden dat elke heerser in het midden van zijn teken het sterkst werkt – Ram-2/Mars -, het 1ste wordt beheerst door de heerser van het vorige teken van hetzelfde element – Ram-1/Jupiter – en het 3de decanaat door de heerser van het volgende teken van dat element, Ram-3/Zon.
Beide later toegevoegde indelingen hebben met elkaar gemeen dat de heerschappijen over de decanaten voortvloeien uit de volgorde van de tekens en hun onderlinge verwantschap qua element. Zij vertegenwoordigen in geen enkel opzicht een echte verwevenheid van tekens enerzijds, planeten en lichten anderzijds; de toekenning van de planeten en lichten aan de decanaten geschiedt uitsluitend op grond van de symboliek van de tekens/heersers-situatie. Daarmee wordt de eigen werkzaamheid van de planeten en lichten ontkent en bevinden we ons in de statische dimensie van de astrologie. In tegenstelling tot de Babylonische indeling ontbreekt in de twee later toegevoegde het wezenlijke kenmerk van de planeten en lichten, de dynamiek van hun beweging. Met andere woorden: de toekenning van decanaten aan de planeten en lichten geschiedt slechts op basis van hun statische component, het heersen over bepaalde tekens.
In de Sepher Yetsirah (Het Boek van de Schepping) bij voorbeeld wordt een duidelijk onderscheid gemaakt tussen de zeven dubbele letters van het Hebreeuwse alfabet, die gekoppeld zijn aan de zeven dubbele planeetprincipes, en de twaalf enkele letters die met de tekens van de dierenriem worden verbonden. De planeten en lichten werken in het dynamische gebied van het dubbele, de tekens in het statische gebied van het enkelvoudige. De twee nieuwere decanaatsindelingen houden derhalve een degradatie in van de dynamische zijde van de astrologie tot slechts een verlengstuk van de statische zijde ervan.

De Baltische astroloog Johannes Vehlov is bij mijn weten de enige die de oorsprong en betekenis van de decanaten en hun heersers in een helder licht plaatst. In deel II van zijn Verzamelde Werken (pag. 204-212) stelt hij kort samengevat het volgende. “Het probleem rond de decanaten is eigenlijk een probleem dat met grenzen te maken heeft. De heersers van de decanaten vormen en bewaken de grenzen van de wereld en grenzen haar af van andere fysische ruimtesystemen. Deze grenzen niet erkennen houdt derhalve een niet-erkennen in van de beperkingen van onze wereld, wat zowel onlogisch is als wetenschappelijk onhoudbaar. Het verschijnsel van de repercussie, het terugkeren van elke gedachte naar zijn punt van oorsprong, berust in feite op de decanaten – de repercussie waardoor al het goede en al het boze zichzelf met mathematische precisie op den duur respectievelijk beloont en straft. Elke krachtstroom vloeit door naar het ‘einde’ van de wereld, tot aan de door de decanaten gevormde grenzen, en ebt daarna terug. De leer van de decanaten is een geniale poging van de oude culturen om de transformerende krachten te omschrijven die aan de grenzen van onze wereld werkzaam zijn. Door hun filterwerking beschermen zij ons tegen wat van daarbuiten komt en dat wij niet zouden kunnen (ver)dragen; anderzijds werken zij als versterkers voor de wel naar binnen gelaten krachten en energieën. (……) De decanaten zorgen voor een soort stabiliteitsgrenzen doordat zij krachten en stralingen zodanig uitbalanceren dat wij zowel fysiek en psychisch als geestelijk intact blijven (……) In elk geval liggen de decanaten daar waar de astrale inhouden van onze wereld ophouden, op de plek dus waar de mentale aura van ons wereldsysteem begint, waar de planeten uit de Indiase astrologie hun banen draaien. In die zin is het probleem van de decanaten eerder een transcendentale problematiek dan een mathematisch-fysische.”

Ook in zin horoscoop-praktijk heeft Vehlov de werking van de decanaten en hun heersers langdurig en intensief bestudeerd. In dat opzicht komt hij tot het volgende advies. Men kan het beste de Babylonische decanaatsindeling gebruiken, eventueel in samenhang met de tweede alternatieve indeling (Ram-1/Jupiter, Ram-2/Mars, Ram-3/Zon). Zij zijn min of meer gelijkwaardig aan elkaar en hun effecten kunnen, volgens hem, met elkaar worden gecombineerd. Mocht iemand dit te gecompliceerd vinden en toch met decanaten willen werken, dan kan hij zich het beste tot de Babylonische indeling beperken. De eerste alternatieve indeling (Ram-1/Mars, Ram-2/Zon, Ram-3/Jupiter) wijst hij daarentegen rigoureus af. Deze indeling levert alleen maar contradicties op bij het duiden van de horoscoop, die uiteraard worden veroorzaakt doordat het principe dat de heerser van een teken in het midden ervan zijn sterkste werking heeft, wordt veronachtzaamd.
Dat deze veronachtzaming ook bij de Babylonische indeling vijf maal optreedt (Ram-1/Mars, Kreeft-3/Maan, Maagd-3/Mercurius, Schorpioen-1/Mars, Steenbok-3/Zon), is geen reden om hem af te wijzen. Dit lijkt weliswaar apert in tegenstrijd met de wetmatigheid dat de tekenheerser zich in het centrum van het teken het meest laat gelden, maar er is nog iets anders in het spel. Dat betreft het principe waarop deze indeling berust – de verwevenheid van tekens en hemellichamen: hun ‘bruiloft’! Het optreden van deze tegenstrijdigheid is daarvan juist een direct uitvloeisel. De simpele ‘logica’ van het rechtlijnige in elke wetmatigheid wordt overschreden, wat Vehlov verwoordt met “in die zin is het probleem van de decanaten eerder een transcendentale problematiek dan een mathematisch-fysische”. Meer banaal gesteld: er is geen regel zonder uitzondering!
Het is zelfs zo dat deze schijnbare ongerechtigheid in de Babylonische indeling juist een uiterst belangrijke esoterische betekenis heeft. Uitgangspunt daarbij is namelijk dat een ander en ‘hoger’ gegeven moet worden gerespecteerd dan dat van de krachtigste werking van een heerser in het midden van zijn teken, en wel dat tekens enerzijds, planten en lichten anderzijds tot verschillende categorieën behoren, te weten respectievelijk de statische en de dynamische zijde van de astrologie. Aan het volledig uiteenzetten van een en ander is een aparte paragraaf gewijd; op voorhand zal de meer doorgewinterde astroloog echter al vaststellen dat vier van de vijf tussen haakjes genoemde trajecten rond de twee belangrijkste zodiakale assen liggen: 0° Ram/Weegschaal en 0° Leeuw/Waterman.

Aangezien dit cahier de Babylonische decanaatsindeling tot onderwerp heeft, beperk ik mij in eerste instantie tot een overzicht van deze indeling; de tweede alternatieve indeling wordt elders in deze publicatie gegeven, met name om de minder krachtige structuur ervan aan te tonen.

DECANAATSHEERSERS (BABYLONISCHE INDELING)
Ram-1 Mars/Pluto Weegschaal-1 Maan/Priapus
Ram-2 Zon/ZwarteMaan Weegschaal-2 Saturnus/Uranus
Ram-3 Venus/Persephone Weegschaal-3 Jupiter/Neptunus
Stier-1 Mercurius/Vulcanus Schorpioen-1 Mars/Pluto
Stier-2 Maan/Priapus Schorpioen-2 Zon/ZwarteMaan
Stier-3 Saturnus/Uranus* Schorpioen-3 Venus/Persephone
Tweelingen-1 Jupiter/Neptunus* Boogschutter-1 Mercurius/Vulcanus
Tweelingen-2 Mars/Pluto* Boogschutter-2 Maan/Priapus
Tweelingen-3 Zon/ZwarteMaan* Boogschutter-3 Saturnus/Uranus
Kreeft-1 Venus/Persephone* Steenbok-1 Jupiter/Neptunus
Kreeft-2 Mercurius/Vulcanus* Steenbok-2 Mars/Pluto
Kreeft-3 Maan/Priapus* Steenbok-3 Zon/ZwarteMaan
Leeuw-1 Saturnus/Uranus Waterman-1 Venus/Persephone
Leeuw-2 Jupiter/Neptunus Waterman-2 Mercurius/Vulcanus
Leeuw-3 Mars/Pluto Waterman-3 Maan/Priapus
Maagd-1 Zon/ZwarteMaan Vissen-1 Saturnus/Uranus
Maagd-2 Venus/Persephone Vissen-2 Jupiter/Neptunus
Maagd-3 Mercurius/Vulcanus Vissen-3 Mars/Pluto
*Volgorde Saturnus naar Maan: van langzaam naar steeds sneller.

De met een asterisk gemerkte reeks laat de volgorde zien van de ptolemeïsche sferen – een rangschikking van de traagste (Saturnus) naar de snelste (Maan), en deze herhaalt zich door het geheel van de zesendertig decanaten. Aangezien het aantal decanaten één meer is dan het vijfvoud van zeven, zijn de heersers over het eerste decanaat, Ram-1, dezelfde als die over het laatste decanaat, Vissen-3. Dit is van grote betekenis! Slechts door middel van de decanaatsheerschappijen, zo blijkt, is de dierenriem ook werkelijk een dynamisch gegeven, een proces, want het eerste en het laatste decanaat zijn, doordat zij gemeenschappelijke heersers hebben, direct aan elkaar gekoppeld. De continuïteit van de dierenriem ligt dus niet op het vlak van de tekens maar op dat van de planeten als decanaatsheersers. Resteert de vraag: waarom Mars en Pluto?
Mars, als principe van de naar buiten toe gerichte actie, is de enige planeetkracht die vanuit een statische toestand een eerste beweging naar buiten kan bewerkstelligen. Om die reden werd hem de heerschappij over het eerste decanaat gegeven, in feite dezelfde reden dus waarom hem ook de heerschappij over het eerste teken werd geschonken. Een en ander blijkt ook duidelijk uit de praktijk: horoscoopconstellaties waarin Mars teruglopend is, vertonen meestal een problematiek met betrekking tot het in beweging zetten van dingen door de persoon in kwestie. Voor Pluto, als principe van de eerste beweging naar binnen, transformatie, geldt hetzelfde. De toekenning van het eerste decanaat aan dit tweetal wordt voorts geïllustreerd doordat in het tweede teken dat zij beheersen, Schorpioen, de serie van opeenvolgende decanaten aan haar tweede ronde begint, aangegeven door de streep in de tabel.

Het sterk onderbelichte onderwerp van de decanaten werpt, indien goed aangepakt, tevens licht op een al even schimmig gegeven uit de astrologische traditie, het inconjunct en de daaraan gelieerde yod, die recentelijk uit de toverhoed van de hoofdzakelijk op inventiviteit gerichte moderne astrologie zijn verschenen. Een groot deel van deze aspecten wordt namelijk gemaakt tussen decanaten die dezelfde heersers hebben. Dit type inconjuncten, bijvoorbeeld het inconjunct van 15° Steenbok naar 15° Tweelingen, werkt, zoals de praktijk van de horoscoopduiding leert, over het algemeen veel krachtiger dan het andere type, waarbij het om verschillende decanaatsheersers gaat, bijvoorbeeld: het inconjunct van 15° Steenbok naar 15° Leeuw. Dit houdt in dat bij het eerste type een grotere orb kan worden toegestaan en het betreffende inconjunct het kaliber van een majeur aspect kan krijgen. Uiteraard geldt hetzelfde voor de ‘yod’, twee planeten in een sextiel-aspect, beide een inconjunct werpend op een derde planeet. Uitgezonderd de yods met een planeet in Maagd of Weegschaal in de apex, dat is de planeet die de twee inconjuncten maakt, waarbij steeds drie verschillende decanaatsheersers in het spel zijn, zal men steeds de situatie aantreffen waarin één van de inconjuncten onder een en dezelfde decanaatsheerser valt terwijl er bij de andere twee van deze heersers zijn betrokken. Het eerstgenoemde inconjunct zal dan over het algemeen de yod domineren en dit zeker zo indien het ook nog de nauwste orb van de twee heeft.

DECANATEN 2. De schakeling tussen de tekens

Over de functie van de decanaten als wachters aan de grenzen van onze wereld, zoals de astroloog Vehlov het benoemd, kan men van mening verschillen. Het is een verwijzing naar de zesendertig wachters uit de Joodse mystiek, een poging het vluchtige vast te leggen met het vluchtige, terwijl een aloud alchemistisch adagium luidt: vervluchtig het vaste en leg het vluchtige vast. Daarom laat ik de implicaties van zijn betoog voorlopig verder onbesproken en richt ik mij op datgene waar onmiskenbaar de meest concrete functie van de decanaten en hun indeling ligt: het splitsen van de twaalf zodiakale tekens in elementen en kruisen.

Fig. 1 toont dit voor de drie kruisen, het kardinale, het vaste en het beweeglijke of dubbele. De drie kruisen vertegenwoordigen binnen de dierenriem de dynamiek, i.e. de enige drie soorten van beweging. Dat zijn: translatie, de kortste weg van A naar B; rotatie, de cirkelende beweging van het consolideren; en revolutie, de waaierende beweging naar het vervolg (zie: Handboek Astrologie). Het hoofdkruis, Ram/I-Kreeft-IV-Weegschaal/vII-Steenbok/X, correspondeert met translatie. Venus heerst over Ram-3 en Kreeft-1 en koppelt zo het

Ram-1 Mars/Pluto
Ram-2 Zon/ZwarteMaan
Ram-3 Venus/Persephone Venus/Persephone Kreeft-1
Mercurius/Vulcanus Kreeft-2
Weegschaal-1 Maan/Priapus Maan/Priapus Kreeft-3
Weegschaal-2 Saturnus/Uranus
Weegschaal-3 Jupiter/Neptunus Jupiter/Neptunus Steenbok-1
Mars/Pluto Steenbok-2
Zon/ZwarteMaan Steenbok-3
Stier-1 Mercurius/Vulcanus
Stier-2 Maan/Priapus
Stier-3 Saturnus/Uranus Saturnus/Uranus Leeuw-1
Jupiter/Neptunus Leeuw-2
Schorpioen-1 Mars/Pluto Mars/Pluto Leeuw-3
Schorpioen-2 Zon/ZwarteMaan
Schorpioen-3 Venus/Persephone Venus/Persephone Waterman-1
Mercurius/Vulcanus Waterman-2
Maan/Priapus Waterman-3
Tweelingen-1 Jupiter/Neptunus
Tweelingen-2 Mars/Pluto
Tweelingen-3 Zon/ZwarteMaan Zon/ZwarteMaan Maagd-1
Venus/Persephone Maagd-2
Boogschutter-1 Mercurius/Vulcanus Mercurius/Vulcanus Maagd-3
Boogschutter-2 Maan/Priapus
Boogschutter-3 Saturnus/Uranus Saturnus/Uranus Vissen-1
Jupiter/Neptunus Vissen-2
Mars/Pluto Vissen-3

Fig. 1: Voortgaande beweging door de kruisen

laatste stuk van het eerste hoofdteken aan het eerste stuk van het tweede hoofdteken, Kreeft. De Maan vervult dezelfde functie tussen het tweede en derde hoofdteken, Weegschaal, en Jupiter bewerkstelligt de koppeling tussen het derde hoofdteken en het vierde, Steenbok. Anders verwoord, Venus zorgt ervoor dat het eerste hoofdteken, Ram, direct doorloopt in het tweede, Kreeft; de Maan zorgt voor een doorloop van Kreeft naar Weegschaal en Jupiter voor een directe aansluiting tussen dit teken en Steenbok. Het einde van elk hoofdteken staat dus in direct verband met het begin van het volgende, een karakteristiek die ook de twee overige kruisen vertonen.
Ogenschijnlijk lopen deze verbindingen niet door vanaf het vierde teken van elk kruis naar het eerste ervan – ogenschijnlijk, want er zijn wel degelijk koppelingen. Alleen liggen zij niet op hetzelfde niveau als de hierboven besproken verbindingen. Bij de hoofdtekens bestaat de koppeling tussen Steenbok en Ram daaruit dat Steenbok-3 de verhogingsgraad (29°) van Mars bevat en Ram-1 een Mars-decanaat is. Deze koppeling wordt dus tot stand gebracht van het niveau van de verhogingsgraden naar dat van de decanaatsheeersers. Ter onderscheiding van het niveau van de andere koppelingen, die geheel op het vlak van de decanaatsheersers liggen en ‘horizontaal’ genoemd kunnen worden, is die tussen Steenbok-3 en Ram-1 als ‘verticaal’ te omschrijven. Logisch, want zonder verticaliteit kan een cirkel geen spiraal worden!
Tussen Waterman-3 en Stier-1 treffen wij een soortgelijke koppeling aan: Waterman-3 is een Maan-decanaat en Stier-1 bevat de verhogingsgraad (3°) van de Maan. Het enige verschil is dat deze koppeling begint op het niveau van de decanaatsheersers en eindigt op dat van de verhogingsgraden. In vergelijking met de Steenbok/Ram-verbinding spoort deze omkering volledig met de aard van beide kruisen. Het kardinale kruis, dat van de voorwaartse rechtlijnige beweging, heeft een koppeling ‘omlaag’, van het uiteraard hogere niveau van de verhogingsgraden – die de kanalen zijn van de cosmische energie buiten de grenzen van onze wereld naar ons toe – naar het lagere van de decanaatsheersers. Het vaste kruis, symbool van de cirkelende beweging – de cirkel die ook een spiraal kan worden – heeft een koppeling ‘omhoog’, van het niveau van de decanaatsheersers naar dat van de verhogingsgraden. Dit is ook volkomen in overeenstemming met het gegeven dat het vaste kruis over het algemeen wordt benoemd als het kruis van de kunstenaar, terwijl het hoofdkruis wordt aangegeven als het kruis van de ondernemer. Ondernemen schept beweging in de samenleving, kunst verhoogt het niveau van de samenleving.
Geheel in overeenstemming met zijn eigen aard – het dubbele dat het vaste met het kardinale kruis verbindt – is er bij het dubbele of beweeglijke kruis een totaal andere verbinding tussen het laatste en het eerste teken. Vissen-3 is onderdeel van een door Jupiter geregeerd teken en Tweelingen-1 is een Jupiter-decanaat. Het is dus een koppeling die van ‘groot’ (teken/30°) naar ‘klein’ (decanaat/10°) gaat, met andere woorden, van het globale naar het locale, van het nauwelijks omvatbare naar de te omvatten condensatie ervan. Een uitgebreidheid wordt gecomprimeerd in een intensiteit, die optermijn altijd een nieuwe uitgebreidheid oplevert. In hoeverre men hier kan spreken van een ‘omhoog’ of een ‘omlaag’ is dus moeilijk uit te maken. Eigenlijk gaat het om een dubbele beweging, van globaal naar lokaal en vice versa, geheel in overeenstemming met de benaming van het betreffende kruis.

Fig. 2 toont aan de hand van het vuur-element hoe de decanaatsheersers de elementen structureren. Deze structurering is duidelijk wat subtieler dan die bij de drie kruisen – logisch want het staticisme van de elementen, tegenover de dynamiek van de kruisen, wijst in de richting van een versluierde, interne dynamiek . Ram-1 is een Mars-decanaat, Leeuw-3 is dat ook; Leeuw-1 is een Saturnus-decanaat, Boogschutter-3 eveneens. Het einde van het volgende teken van het element is dus gekoppeld aan het begin van het voorgaande, terwijl het bij de drie kruisen juist ging om het begin van het volgende en het einde van het vorige. Bij de elementen is er via de koppelingen dan ook geen voorwaartse beweging maar veeleer een

Ram-1 Mars/Pluto Le.-1 Saturnus/Uranus Bo.-1 Mercurius/Vulcanus
Ram-2 Zon/ZwarteMaan Le-2 Jupiter/Neptunus Bo.-2 Maan/Priapus
Ram-3 Venus/Persephone Le-3 Mars/Pluto Bo.-3 Saturnus/Uranus

Fig. 2: Feed-back beweging door de elementen

achterwaartse, een ‘feed-back’-beweging. Daarin ligt precies het al genoemde meer subtiele van de koppelingen tussen de verschillende tekens van hetzelfde element. Wij kunnen dit vanuit de betekenisleer van de tekens aldus inzien; pas in Leeuw-3 wordt de martiale overmaat van Ram-1, de passie, uitgebalanceerd, en kan er een creatie, meer blijvend dan acties, volgen. En pas in Boogschutter-3 is dat het geval met de saturnale overmaat van Leeuw-1 in de zelf-expressie of creatie, waardoor de creatie meer wordt dan simpelweg zijn min of meer blijvende vorm.
Maar hoe moeten wij ons een en ander voorstellen?
Ram en Leeuw verhouden zich tot elkaar als ‘uitstraling’ tot ‘zelf-expressie’. Vandaar dat Mars over Ram-1 heerst: in aanvang is alle uitstraling volledig instinctief, niet in te houden, laat staan te beheersen. Daarom heerst de Zon over Ram-2; dat maakt het in ieder geval mogelijk de anders onbeheerste en onbeheersbare uitstraling enigszins te centreren (Zon). En Venus zet in Ram-3 deze stroomlijning voort door op basis van die centrering de uitstraling profiel te verlenen, er een stilering in aan te brengen. Venus, het principe van de compositie en de ‘finishing touch’, de affiniteit en de presentatie, voorziet de gecentreerde uitstraling van een profiel of, beter, omhult hem met iets zachts waardoor hij overdrachtelijker wordt, ‘verteerbaar’ voor anderen, en voltooit hem daarmee.
Zelfexpressie daarentegen is een veel bewuster zich naar buiten toe neerzetten dan simpelweg uitstralen. Het vormgevoel is in de zelfexpressie van meet af aan veel groter en dat is zelfs essentieel: zonder een initiële vorm, geen zelfexpressie. Vandaar dat Leeuw-1 door Saturnus wordt beheerst; zelfs voor de miniemste soort zelfexpressie is dwingende vormkracht nodig. Zo niet, dan zou deze expressie niet naar buiten komen, er zou geen geboorteschreeuw zijn: contractie (Saturnus) dus als start van de zelfexpressie. Meer concreet: het eerste decanaat van het teken dat over het algemeen met de geboorte wordt geassocieerd verbeeldt het nauwe geboortekanaal dat beslist meer is dan slechts een rite de passage. Leeuw-2 ressorteert onder Jupiter, het principe van de expansie – geen uitstraling maar uitbreiding! In tegenstelling met uitstraling, die uit een onzichtbaar innerlijk centrum voortkomt, is er voor expansie altijd een objectief, d.w.z. voor allen zichtbaar, en concreet aangrijpingspunt nodig. De jupiterale expansie van Leeuw-2 vindt dit aangrijpingspunt, als reactie, in de saturnale sfeer van Leeuw-1. Na het donkere geboortekanaal volgt de geboorte in het licht. Hoe fantastisch mooi zit de dierenriem toch in elkaar: Jupiter en Saturnus, die samen de hartslag symboliseren (diastole en systole) bewaken de eerste twintig graden van het teken dat het hart regeert. Pas als de expressie een regelmatige hartslag gekregen heeft, komt de martiale kant van de zelfexpressie naar voren: Leeuw-3 valt onder Mars. Pas in het laatste decanaat heeft de expressie stuwende kracht en verkrijgt hij een uitgebalanceerd karakter, d.w.z. dat er greep kan ontstaan op de expressie zelf en haar effecten. Eerst daardoor wordt de altijd min of meer onbeheersbare uitstraling van het teken Ram bijgesteld Dit illustreert duidelijk het ‘feed-back’-karakter van de beweging door de elementen; niet eerder dan op de staart van het volgende teken van een element wordt de kracht van het voorgaande teken hanteerbaar.
Een zelfde soort betoog dekt de gang van Leeuw naar Boogschutter. Deze tekens verhouden zich tot elkaar als ‘zelfexpressie’ en ‘visie of als ‘creatie’ en ‘missie’. Vandaar dat wij Mercurius aantreffen als heerser over Boogschutter-1; visie is immers een mentaal product en missie, in eerste instantie een concept, is een gegeven dat al evenzeer een mentaal karakter heeft. Komt de creatie recht uit het hart – zij is een emotioneel product -, de missie daarentegen maakt zich via een ander kanaal kenbaar, een kanaal dat direct is aangesloten op het universum en de beperkingen van het persoonlijke overstijgt. Wil een visie werkelijk omvattend zijn, d.w.z. meer omvatten dan de vigerende actuele situatie met al haar persoonlijke omstandigheden en meer inhoud hebben als slechts een waaier van meningen, dan is het noodzakelijk buiten de grenzen van het persoonlijke te treden, de omheining van de eigen emoties te overschrijden. Boogschutter-2 corrigeert deze overschrijding; het valt onder de beheersing van de Maan, principe van het emotionele leven dat ons eigen is en vertrouwd. Er is in de eerste twintig graden van het teken Boogschutter dus een uitgesproken spanning tussen een zich vrij vechten uit het eigene (Boogschutter-1) en een zoeken naar een basis voor die uitbreiding (Boogschutter-2). In die zin is dit decanaat één van de moeilijkste van de hele dierenriem; terugvallen op het vertrouwde vormt een levensgroot risico. Gebeurt dit, dan ontstaat een puur fundamentalistische benadering en het is dan ook dit decanaat dat Boogschutter tot het teken van het bloedvergieten maakt.
Pas in Boogschutter-3, een Saturnus-decanaat, krijgen visie en missie een skelet; pas daar zijn zij werkelijk gestaald, krachtig genoeg om binnen de harde maatschappelijke kaders van het volgende teken, Steenbok, overeind te blijven. En eerst dan heeft de visie een uitgebalanceerd karakter verkregen, d.w.z. dat de persoon in kwestie er vierkant achter kan blijven staan, wat er ook aan tegenkracht wordt ontmoet. Tevens zorgt deze stand van zaken ervoor dat de te dwangmatige kracht (Saturnus) van Leeuw-1 – grondslag en aangrijpingspunt voor de zelfexpressie van Leeuw – een veld ontmoet, groot genoeg om dit ‘te’ uit te balanceren. Visie en missie omvatten immers altijd meer dan alleen maar de drang om via zelfexpressie een creatie neer te zetten. De noodzakelijkerwijs gefixeerde aanzet tot de creatie (Leeuw-1), die eigenlijk te introvert is voor zoiets extraverts als de zelfexpressie, wordt geabsorbeerd in de gestaaldheid die een visie nu eenmaal moet hebben, wil zij bestand zijn tegen het gebeuk en de overmacht van de maatschappij.
Kort samengevat houdt dit alles in dat de expressie van Leeuw pas voltooid is wanneer de ruwe universele kracht van de eerste uitstraling (Ram-1/Mars) erin is opgenomen. Voordien is deze expressie ofwel te dwangmatig (Leeuw-1/Saturnus) ofwel te diffuus (Leeuw-2/Jupiter). En de visie van Boogschutter is pas voltooid wanneer de overmatige vormkracht (Leeuw-1/Saturnus) erin is omgezet. Die gestaalde benadering kan pas in Boogschutter-3 ontstaan; voordien is de visie ofwel te rationeel (Boogschutter-1/Mercurius) ofwel te emotioneel (Boogschutter-2/Maan). Maar hoe zit het nu verder?
Zijn er geen koppelingen tussen het laatste en het eerste teken van elk element, zoals dat het geval was bij de kruisen? Die zijn er wel maar zijn zo subtiel en abstract van aard dat ze niet in dit cahier passen. Nochtans één voorbeeld: Boogschutter-1 is een decanaat van Mercurius, wat aansluit op het gegeven dat deze planeet in Ram zijn ‘vreugde’ staat, naast domicilie en exaltatie de derde bijzondere positie. Laten we het hier er gemakshalve op houden dat er gezien het statische karakter van de elementen niet per se koppelingen hoeven te zijn. In dit verband zij gewezen op de getallenleer: een geheel dat uit slechts drie eenheden bestaat, is in evenwicht terwijl een geheel dat uit vier eenheden bestaat zich onmiddellijk in een dynamiek manifesteert (zie: ‘Het poëtische denken van Jean Carteret’). Een en ander illustreert nogmaals het essentiële verschil tussen de elementen en kruisen dat naar voren kwam uit hoe de decanaatsheersers in beide gevallen de aaneenschakeling tot stand brengen.

Resteert nog het volgende paradoxale gegeven. Voetstoots wordt altijd aangenomen en verkondigd dat het bij de elementen om de ‘harmonische driehoek’ gaat, bij de kruisen om het ‘spanningsvolle vierkant’. Ja, 15°Stier-15°Maagd-15°Steenbok, dat is een prachtige grote driehoek, maar voor directe aaneenschakeling zou het om 30°Stier>0°Maagd, 30°Maagd>0°Steenbok, etc. moeten gaan, en dat zijn vierkanten. De spanning die zij vertegenwoordigen is dan ook duidelijk aanwezig. Bij ‘30°Stier>0°Maagd’ is het de vraag: wil ik de vrijheid van het mij slechts vermeien in mijn talenten loslaten om ze langs een moeizame weg tot professionele vaardigheid te laten uitkristalliseren? Bij ‘30°Maagd>0°Steenbok’ de daarop aansluitende vraag: beperk ik mijn vakmanschap tot het simpelweg kunnen verdienen van een goed belegde boterham of durf ik er voor het oog van de wereld er ook mijn naam aan te geven? Spanning dus en terecht, want zeker de eerste, van Stier naar Maagd, beginnend met een Saturnus-decanaat (Stier-3), impliceert een ‘point of no return.
De kruisen die vanuit hun aard meer met processen te maken hebben dan de elementen, vertonen het omgekeerde patroon: bij voorbeeld 30°Ram-60°-0°Kreeft. En deze harmonische overgang nog eens wordt versoepeld doordat het laatste decanaat van het voorgaande teken en het eerste van het daaropvolgende dezelfde heersers hebben, in het gegeven voorbeeld Venus. Een en ander komt erop neer dat de decanaten het dynamische proces van de kruisen smeren en de statiek van de elementen de juiste slijpsteen bieden, daarmee de keerzijde van harmonie, stilstand, voorkomend.
Door deze paradoxale situatie – kruisen toonbeeld van spanning met soepele overgangen, elementen toonbeeld van harmonie met moeilijke overgangen – is op een geven moment het concept ontstaan van de zogeheten ‘aspecten buiten teken’, die om die reden niet zouden werken. Ik hoop met de bovenstaande vaststelling de gekunstelde ondergrond van deze aanname te hebben blootgelegd. En dan zijn er natuurlijk nog de middelste decanaten, die van de absoluut harmonische driehoek. Daar moet ook harmonie zijn want zij zorgen voor het evenwicht, terwijl de eerste en derde decanaten betrokken zijn op overgangen. Zo beschouwd worden de tekens bevrijdt uit hun verstijfde imago, ontstaan via het te klakkeloos kopiëren van elkaar door auteurs van astrologische literatuur, en wordt de dynamiek binnen hun statische symboolfunctie opnieuw zichtbaar.

DECANATEN 3. Verfijning via de derde harmonic

Zowel de rechtlijnig voortgaande beweging door de drie kruisen als de ‘feed-back’-beweging door de vier elementen verloopt via een vast en regelmatig patroon. Bij de laatstgenoemde beweging, die voor allevier de elementen geldt, gaat het om het volgende verschijnsel: decanaat 3 van het volgende teken van een element (b.v. Leeuw-3) heeft dezelfde heerser als decanaat 1 van het vorige element (b.v. Ram-1). De betekenis van deze beweging, zo bleek in deel 2, is daarin gelegen dat elk derde decanaat de grond-impuls van het vorige teken uitbalanceert en juist door deze actie de inhoud van zijn eigen teken voltooit.

Aangezien er bij de elementen geen doorloop is van het derde teken opnieuw naar het eerste teken, zijn de derde decanaten van het laatste viertal tekens, Boogschutter tot en met Vissen, te weten Boogschutter-3/Saturnus, Steenbok-3/Zon, Waterman-3/Maan en Vissen-3/Mars, te beschouwen als een soort eindstations. En wel in die zin dat zij het betreffende element afsluiten, er het saldo van vormen. In deel 2 werd de ‘feed-back-beweging binnen het vuurtrigon reeds uiteengezet; in deel 4 zal hetzelfde worden gedaan voor de overige drie elementen. Maar allereerst gaat het nu om het volgende.
In het vuurtrigon komen wij negen decanaatsheersers tegen: Mars en Saturnus regeren elk over twee decanaten, de overige vijf heersers elk over een van de negen decanaten. Dan rijst over de twee genoemde planeten direct de vraag of hun werking in elk van beide door hen beheerste decanaten dezelfde is. Werkt Mars bij voorbeeld op dezelfde wijze in Ram-1 en Leeuw-3.
Dat is duidelijk niet het geval, maar waarop berust dat verschil in werking precies? Uiteraard hebben alle eerste decanaten bepaalde eigenschappen met elkaar gemeen en zo ook alle tweede en derde decanaten. Het zijn drie verschillende categorieën van velden, elk met eigen karakteristieken. De eerste decanaten kenmerken zich door een initiërend karakter, te vergelijken met de hoofdtekens, de tweede decanaten hebben een behoudende kleur, zoals de vaste tekens die hebben, en de derde decanaten markeren evenals de beweeglijke of dubbele tekens overgangsfasen. Dit levert echter nog geen uniciteit op voor elk van de zesendertig decanaten, want Mars heerst over zowel Ram-1 als Schorpioen-1. Toch werkt hij in elk van beide decanaten anders. Dit verschil wordt veroorzaakt door het effect van de zogeheten derde harmonic. Deze harmonic houdt een verdeling van de zodiak in zesendertig stukken van elk 10 graden in, net zoals de vierde harmonic een verdeling inhoudt van de dierenriem in achtenveertig stukken van elk zevenenhalve graad. Uiteraard is voor het geheel van de decanaten alleen de derde harmonic van belang. Men moet zich dat aldus voorstellen. In de derde harmonic drukken de eerste tien graden van het teken Ram in gecomprimeerde vorm dit teken in zijn geheel uit. Evenzo komt het hele teken Stier gecomprimeerd tot uitdrukking in het tweede tiental graden van het teken Ram en het hele teken Tweelingen in het laatste tiental graden. En dit telt zo door tot het derde decanaat van het teken Kreeft, dat een samendrukking van het teken Vissen inhoudt. Te beginnen met het

Decanaat Heerser H3-invloed Decanaat Heerser H3-invloed
Ram-1 Mars Ram Weegschaal-1 Maan Weegschaal
Ram-2 Zon Stier Weegschaal-2 Saturnus Schorpioen
Ram-3 Venus Tweelingen Weegschaal-3 Jupiter Boogschutter
Stier-1 Mercurius Kreeft Schorpioen-1 Mars Steenbok
Stier-2 Maan Leeuw Schorpioen-2 Zon Waterman
Stier-3 Saturnus Maagd Schorpioen-3 Venus Vissen
Tweelingen-1 Jupiter Weegschaal Boogschutter-1 Mercurius Ram
Tweelingen-2 Mars Schorpioen Boogschutter-2 Maan Stier
Tweelingen-3 Zon Boogschutter Boogschutter-3 Saturnus Tweelingen
Kreeft-1 Venus Steenbok Steenbok-1 Jupiter Kreeft
Kreeft-2 Mercurius Waterman Steenbok-2 Mars Leeuw
Kreeft-3 Maan Vissen Steenbok-3 Zon Maagd
Leeuw-1 Saturnus Ram Waterman-1 Venus Weegschaal
Leeuw-2 Jupiter Stier Waterman-2 Mercurius Schorpioen
Leeuw-3 Mars Tweelingen Waterman-3 Maan Boogschutter
Maagd-1 Zon Kreeft Vissen-1 Saturnus Steenbok
Maagd-2 Venus Leeuw Vissen-2 Jupiter Waterman
Maagd-3 Mercurius Maagd Vissen-3 Mars Vissen

Fig. 3: Decanaatsheersers en de derde harmonic

eerste decanaat van Leeuw herhaalt de hele procedure zich: ook deze tien graden zijn een samentrekking van het teken Ram en dat geldt al evenzeer voor de eerste tien graden van Boogschutter.
Zo wordt elk decanaat een unieke combinatie van een teken en een planeet, waarvan in fig. 3 een overzicht. Daarin zijn uitsluitend de oude planeten en de witte lichten als decanaatsheersers opgenomen. Op grond van deze indeling wordt het mogelijk elk decanaat van alle andere te onderscheiden. Enkele voorbeelden uit het reeds besproken vuurtrigon.
– Ram-1 + Ram: de actie (Mars) die het initiatief (Ram) tot het nemen van initiatief (Ram)
schept;
– Leeuw-1 + Ram: de contractie (Saturnus) die de zelfexpressie (Leeuw) naar buiten drukt en
er de allure van een initiatief (Ram) aan verleent;
– Leeuw-3 + Tweelingen: de actie (Mars) die de zelfexpressie (Leeuw) communicabel
– (Tweelingen) maakt;
– Boogschutter-3 + Tweelingen: de contractie (Saturnus) die de visie (Boogschutter) staalt en
en aanscherpt en hem daardoor duidelijk en communicabel (Tweelingen) maakt.
Uiteraard zijn deze verwoordingen enigszins stijf, niet geschikt dus om van de horoscoopduiding een overdrachtelijk verhaal te maken. Zij dienen echter zuiver het doel om de structurele opbouw van de dierenriem te laten zien. Het kan ook anders, wat in deel 4 uit de beschrijvingen van de ‘feed-back’-bewegingen door de andere drie elementen zal blijken.

Net als de koppeling van planeten aan decanaten vertoont ook de koppeling van hele dierenriemtekens aan decanaten een voorbeeldig patroon (fig. 4). De vuurtekens eindigen met een door Tweelingen ingekleurd decanaat – een volstrekt noodzakelijk gegeven want anders zou de kracht van het vuur zichzelf niet kunnen verspreiden en het vuur zichzelf opbranden. En alle aardetekens sluiten af met een door het aardeteken Maagd ingekleurd decanaat; met andere woorden aarde eindigt met aarde. Dit is al evenzeer van een grote noodzakelijkheid: aarde zou geen aarde zijn, d.w.z. constructief en bouwend, als de kracht aan het einde van elk aardeteken zou kunnen weglopen.
De luchttekens worden alledrie afgerond met een door Boogschutter ingekleurd decanaat; lucht behoeft namelijk vuur om zich te kunnen voltooien. Elke boodschap die gecommuniceerd wordt en alle informatie die wordt overgedragen, dient voorzien te zijn van een kern, van een soort vuurbal waar het verbale omheen kan draaien, want anders verwaait het als pluisjes op de wind. Evenals de aardetekens eindigt ook het andere negatieve element, water, met zijn eigen kleur: de drie watertekens worden afgesloten met een door het teken Vissen ingekleurd decanaat, te vergelijken met het natuurgegeven dat al het water naar de oceaan stroomt.
Het komt er dus op neer dat beide positieve elementen, vuur en lucht, met een ander element afsluiten en beide negatieve elementen, aarde en water met het eigen element, vermoedelijk de achtergrond van de verdeling in positieve (vuur en lucht) en negatieve (aarde en water) tekens. Het patroon van de eerste decanaten vertoont exact het omgekeerde hiervan: vuur en lucht beginnen met de eigen kleur, aarde en water met elkaars kleur. Ook de

1ste Dec. 2de Dec 3de Dec
VUUR Vuur Aarde Lucht
AARDE Water Vuur Aarde
LUCHT Lucht Water Vuur
WATER Aarde Lucht Water

Fig. 4: Elementen per decanaat

noodzakelijkheid hiervan is direct duidelijk: aarde kan niet in beweging komen zonder een vloeibare toevoeging, er is een soort smering nodig; en water zou naar alle kanten wegvloeien als er geen aarde aan het begin was: er is een soort bedding nodig. En ook bij de middendecanaten treffen wij dergelijke noodzakelijke combinaties aan. Die van de vuurtekens vertonen alledrie inkleuring door het teken Stier, het meest vaste van de drie aardetekens, en die van de aardetekens hebben vuur (Leeuw) als kern. Bij de luchttekens heeft water (Schorpioen) deze functie – communicatie moet afgewogen scherpte hebben om duidelijk te zijn – en bij de watertekens fungeert lucht (Waterman) als zodanig: H2.O, water bevat zuurstof.

De enige literatuur over de hierboven uiteengezette koppelingen tussen planeten, decanaten en de derde harmonic is het in 1949 door Gallimard uitgegeven boek van Max Jacob en Claude Valence (pseudoniem van Conrad Moricand, hoofdpersoon in Henry Millers ‘A Devil in Paradise’) “Miroir d’Astrologie”. De tekst is geschreven in de jaren twintig van de vorige eeuw, dus lang voordat de Engelse astroloog John Addey de harmonics onder de aandacht bracht. Het boek bevat tevens fragmenten uit het Livre d’Arcandam, een geschrift uit de zestiende eeuw, waarin een koppeling wordt gelegd tussen elk van de decanaten en een bepaalde tarotkaart. Wat het gebruiken van de informatie uit de decanaten betreft is het aan te raden ze in eerste instantie slechts te gebruiken voor nuanceringen, dus niet in de eerste schets die op grond van de horoscoop wordt gemaakt. Pas in de daaropvolgende dialoog met de cliënt leveren de decanaten vaak een soort finishing touch voor het differentiëren binnen de globale inhoud van het teken.

 

NAAR BOVEN